Naar boven ↑

Rechtspraak

FNV c.s./EOS B.V.
Rechtbank Gelderland (Locatie Apeldoorn), 7 juni 2023
ECLI:NL:RBGEL:2023:3364
Kort geding. Geen sprake van buitengewoon ingrijpende verandering zoals beschreven in cao. Vordering bonden voor loonverhoging niet toewijsbaar.

Feiten

De bonden en Smart Packaging Solutions (hierna: SPS) hebben een nieuwe bedrijfs-cao afgesloten met een looptijd van juli 2022 tot juli 2024. Artikel 26 van de cao stelt dat bij buitengewone veranderingen in de sociaaleconomische situatie wijzigingen besproken kunnen worden. De bonden hebben in oktober 2022 een beroep gedaan op dit artikel vanwege de onverwacht fors stijgende inflatie, maar SPS weigerde te onderhandelen. SPS heeft wel een eenmalige uitkering van € 500 en verhoging van de winstuitkering van € 500 toegezegd. Dit bedrag is in februari 2023 uitbetaald. SPS heeft verder aangeboden om werknemers die dat willen, maatwerk te leveren door bijvoorbeeld de eindejaarsuitkering en/of vakantiegeld eerder in termijnen uit te betalen. De bonden hebben vervolgens voorgesteld om de salarissen met 5% te verhogen, maar SPS weigert het voorstel in behandeling te nemen, omdat ze van mening is dat er geen situatie is zoals bedoeld in artikel 26 van de cao. De bonden eisen onder meer dat SPS het voorstel tot wijziging van de cao in behandeling neemt en bespreekt.

Oordeel

SPS betwist het spoedeisend belang van de bonden en stelt dat de gevolgen van de inflatie voor werknemers verminderd zijn door overheidsmaatregelen en tussentijdse voorzieningen van de werkgever. De bonden stellen dat er sprake is van buitengewone ingrijpende veranderingen in de sociaaleconomische verhoudingen, met name door inflatie en toenemende armoede als gevolg van stijgende energiekosten. SPS betwist niet dat er sprake is van inflatie en stijgende energiekosten, maar betwist dat dit ‘buitengewone ingrijpende veranderingen’ zijn als in artikel 26 cao bedoeld, met name ook omdat door overheidsmaatregelen en de door de werkgever getroffen tussentijdse voorzieningen de gevolgen van de inflatie voor de werknemers verminderd zijn. De bonden hebben onvoldoende aannemelijk gemaakt dat op dit moment ten opzichte van de situatie van juni 2022 daadwerkelijk sprake is van veranderingen in de ‘rechtvaardige verdeling van de welvaart’ en dan ook nog ‘ingrijpende veranderingen’ die als ‘buitengewoon’ aangemerkt moeten worden. Het enkele gegeven dat de inflatie in de tussentijd fors hoger was dan ten tijde van de cao-onderhandelingen door partijen (en deskundigen) te voorzien was en naar het zich nu laat aanzien ook nog enige tijd hoog blijft, is daarvoor onvoldoende. De verdeling van welvaart wordt niet alleen beïnvloed door de piek in de inflatie en de duur daarvan, maar ook door de in reactie hierop getroffen (overheids)maatregelen, zoals de tegemoetkoming voor huishoudens voor de energiekosten, het energieprijsplafond en maatregelen van derden, zoals werkgevers. Dat er ondanks de maatregelen voor de werknemers voelbare financiële gevolgen zijn, is aannemelijk. SPS stelt dat haar positie ook onder druk staat door stijgende energiekosten en prijsstijgingen. De rechter concludeert dat de vordering van de bonden niet toewijsbaar is, omdat het niet voldoende aannemelijk is dat zij in een bodemprocedure in het gelijk gesteld zullen worden.