Rechtspraak
Feiten
Werknemer is sinds 1 september 2011 bij Dr. Oetker Nederland B.V. (hierna: Dr. Oetker) in dienst. In zijn functie was werknemer beheerder van de IT-infrastructuur. X was de leidinggevende en was als hoofd van de IT-afdeling van Dr. Oetker onder meer verantwoordelijk voor inkoop van apparatuur en IT-dienstverlening. Naar aanleiding van signalen van een interim-IT-manager heeft het hoofdkantoor van Dr. Oetker een onderzoek (audit) laten uitvoeren naar de inkoopprocessen van de IT-afdeling. Daarbij zou zijn gebleken dat X jarenlang fraude heeft gepleegd door goederen en diensten in te kopen bij aan hem gelieerde bedrijven (door zogenoemde PO’s, purchase orders, aankooporders aan te maken), waar geen of onvoldoende tegenprestatie van die bedrijven tegenover stond. Naar aanleiding van het auditrapport is werknemer op 1 april 2022 gehoord en is hem nog diezelfde dag bij brief het ontslag op staande voet aangezegd. Dr. Oetker verdenkt werknemer van betrokkenheid bij de fraude en vindt dat hij onvoldoende heeft meegewerkt aan het onderzoek naar de fraude. Blijkens de ontslagbrief heeft werknemer in eerste aanleg de kantonrechter verzocht het ontslag op staande voet te vernietigen, met enkele nevenverzoeken. De kantonrechter heeft geoordeeld dat het ontslag op staande voet ten onrechte is gegeven en heeft vervolgens het ontslag vernietigd. De bedoeling van het hoger beroep van Dr. Oetker is dat het hof oordeelt dat het ontslag op staande voet geldig is en haar verzoeken alsnog toewijst.
Oordeel
In hoger beroep ligt alleen de vraag voor of sprake is van een dringende reden. Of het ontslag onverwijld en onder mededeling van de ontslaggronden is gegeven, staat niet ter discussie. Het hof komt net als de kantonrechter en op dezelfde gronden tot het oordeel dat niet is gebleken van een dringende reden. De kantonrechter heeft drie concrete frauduleuze handelingen van X beoordeeld – en in het verlengde daarvan de verwijten beoordeeld die werknemer worden gemaakt – en geconcludeerd dat werknemer niet van de fraude op de hoogte was en hem geen verwijt kan worden gemaakt. In hoger beroep voert Dr. Oetker opnieuw aan dat vaststaat dat X jarenlang fraude heeft gepleegd. Dr. Oetker verwijt werknemer dat hij daarbij betrokken was in die zin dat hij onvoldoende kritisch is geweest naar de handelwijze van X en ondanks de daartoe op hem rustende verplichtingen geen melding heeft gemaakt van het handelen van X, zodat deze jarenlang zijn gang kon gaan. Zo had werknemer moeten opvallen dat externe partijen (consultants) die toegang kregen tot de systemen daar geen gebruik van maakten, aangezien werknemer verantwoordelijk was voor de veiligheid van het bedrijfsnetwerk. Ook gaat het om veel meer PO’s waarbij werknemer betrokken was dan de drie concrete gevallen die de kantonrechter heeft besproken; die maakten deel uit van een patroon van dubieuze opdrachten. Het hof oordeelt dat in de auditrapportage wel een patroon kan zijn geconstateerd in het handelen van X maar dat werknemer herhaaldelijk is geconfronteerd met PO’s die vragen hadden moeten oproepen, is onvoldoende gebleken. In dat verband is relevant dat werknemer heeft aangevoerd dat hij in 2,5 jaar tijd (sinds 2020) maximaal 15 PO’s heeft aangemaakt. Verder is van belang dat inkoop geen taak was van werknemer maar juist van X. Daarbij komt ook dat werknemer langdurig wegens arbeidsongeschiktheid afwezig is geweest op de werkvloer. Net als de kantonrechter concludeert het hof gelet op het voorgaande dat werknemer niet kan worden verweten dat hij een onvoldoende kritische houding heeft ingenomen tegenover zijn leidinggevende waar die wel van hem verwacht had mogen worden. Dit nog los van de vraag of het ontbreken van een voldoende kritische houding een voldoende dringende reden voor ontslag op staande voet oplevert. Het hof bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter.