Rechtspraak
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 4 juli 2023
ECLI:NL:GHAMS:2023:1555
Feiten
Werknemer is op 23 november 2009 in dienst getreden van een rechtsvoorganger van I-SEC. I-SEC leent beveiligers uit aan de beveiligingsafdeling van Schiphol, Amsterdam Airport Schiphol (AAS). Op 25 december 2018 heeft AAS de Schipholpas van werknemer ingetrokken voor de duur van het strafrechtelijk onderzoek van de Koninklijke Marechaussee (KMAR) naar een tegen werknemer gerezen verdenking van het plegen van een strafbaar feit (diefstal/verduistering van een armband van een passagier) op 24 december 2018. Bij e-mail van 27 december 2018 heeft I-SEC aan werknemer bericht dat zijn loonbetaling wordt gestaakt voor de duur van het strafrechtelijk onderzoek. Bij onherroepelijk vonnis van de politierechter van 15 maart 2019 is werknemer vrijgesproken. Op 15 april 2018 heeft werknemer zijn Schipholpas teruggekregen en op 17 april 2018 heeft hij zijn werkzaamheden voor I-SEC op Schiphol hervat. AAS is een eigen onderzoek gestart naar het incident op 24 december 2018. Op 22 mei 2019 is werknemer door AAS uitgenodigd voor een gesprek. Daar heeft werknemer geen gehoor aan gegeven. Op 29 mei 2019 heeft AAS de Schipholpas opnieuw ingetrokken. Bij brief van 7 juni 2019 heeft I-SEC aan werknemer bericht dat wegens de hernieuwde intrekking van zijn Schipholpas de betaling van zijn loon wederom wordt gestaakt. Op 11 juni 2019 heeft er een gesprek plaatsgevonden. Bij brief van 24 juli 2019 heeft AAS aan I-SEC bericht dat op grond van haar eigen onderzoek werknemer verantwoordelijk wordt gehouden voor het wegnemen van de armband en het vervolgens weer terugleggen daarvan om zijn daad te verhullen en dat daarom is besloten om de Schipholpas van werknemer voor een jaar in te nemen. Bij brief van 25 juli heeft AAS aan I-SEC medegedeeld dat zij in de toekomst helemaal geen gebruik meer wil maken van de diensten van werknemer. Bij brief van dezelfde datum heeft I-SEC aan werknemer bericht dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege met onmiddellijke ingang is geëindigd. In eerste aanleg is geoordeeld dat I-SEC ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Aan werknemer is de transitievergoeding en een billijke vergoeding toegekend. Daarnaast is I-SEC veroordeeld tot betaling van loon. I-SEC vordert in hoger beroep terugbetaling van hetgeen zij ter uitvoering van het kortgedingvonnis aan werknemer heeft betaald.
Oordeel
Het debat in hoger beroep geschil spitst zich toe op de vraag voor wiens rekening behoort te komen dat werknemer gedurende genoemde tijdvakken de bedongen arbeid niet heeft verricht.
27 december 2018 – 3 april 2019
Gedurende deze periode was de Schipholpas van werknemer ingetrokken voor de duur van het strafrechtelijk onderzoek. Het hof oordeelt dat er kennelijk voldoende reden was voor een strafrechtelijk onderzoek. Dat werknemer is vrijgesproken, maakt niet dat er voor het strafrechtelijk onderzoek geen voldoende ernstige bezwaren waren. Gelet op de aard van het feit waarvan werknemer werd verdacht, heeft AAS in redelijkheid tot intrekking van de pas kunnen komen. Het hof is van oordeel dat in redelijkheid niet van I-SEC kon worden verwacht dat zij daartegen was opgekomen, of tijdelijk ander werk had aangeboden. Waar het deze periode aangaat, is daarom de intrekking van de Schipholpas - en daarmee het niet kunnen verrichten van de bedongen arbeid - terecht voor risico van werknemer gebracht. Werknemer kan voor deze periode geen aanspraak maken op loon.
7 juni 2019 tot en met 19 december 2019
Gedurende deze periode was de Schipholpas van werknemer eerst voor een jaar en per 25 juli 2019 definitief ingetrokken. Deze intrekking was erop gebaseerd dat AAS op grond van haar eigen onderzoek heeft geconcludeerd dat werknemer wel schuldig was aan de diefstal/verduistering van de armband op 24 december 2019, althans dat - ondanks de vrijspraak van de politierechter - voldoende ernstige bezwaren tegen hem waren blijven bestaan. Werknemer heeft zich erop beroepen dat het oordeel in de ontbindingsbeschikking dat I-SEC ernstig verwijtbaar heeft gehandeld in deze zaak gezag van gewijsde toekomt. Dat oordeel is erop gebaseerd dat volgens de kantonrechter in de ontbindingszaak I-SEC - kort gezegd - wel had moeten opkomen tegen de intrekking van de Schipholpas van werknemer. Naar het oordeel van het hof kan niet worden uitgesloten dat als I-SEC dat had gedaan, AAS dan op de intrekking van de Schipholpas van werknemer was teruggekomen en dat hij zijn pas dan had teruggekregen. Het hof acht die kans zo reëel dat het feit dat de intrekking van de Schipholpas van werknemer definitief is geworden en hij daardoor niet heeft kunnen werken voor risico van I-SEC moet worden gebracht. Werknemer heeft zijn recht op loon voor deze periode dus behouden.