Rechtspraak
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 8 augustus 2023
ECLI:NL:GHAMS:2023:1911
Feiten
Atria is een stichting met (onder meer) als doel toonaangevend te zijn als landelijk en internationaal opererend kennisinstituut op het gebied van vrouwengeschiedenis en de emancipatie van vrouwen. Werkneemster is door een van de bestuursleden van Atria benaderd om te solliciteren. Zij heeft een uitgebreid cv toegestuurd. Werkneemster is vervolgens op 1 oktober 2019 in dienst getreden van Atria als (statutair) directeur-bestuurder. Het laatstverdiende salaris bedraagt € 10.931,99 bruto per maand, inclusief vakantiegeld en eindejaarsuitkering. Begin 2022 heeft een mediation plaatsgevonden over de verhouding tussen de raad van toezicht (hierna: RvT) van Atria en werkneemster. De mediation is zonder positief resultaat door werkneemster beëindigd. De RvT heeft in de periode van december 2021 tot maart 2022 diverse meldingen ontvangen over het gedrag van werkneemster, waaronder op 20 maart 2022 van de (externe) vertrouwenspersoon van Atria. Hoffmann Bedrijfsrecherche wordt ingeschakeld om klachten te onderzoeken met betrekking tot (seksueel) grensoverschrijdend gedrag/intimiderend gedrag van, dan wel het niet integer handelen door werkneemster. Naast het externe onderzoek door Hoffman heeft ook een intern onderzoek door de tijdelijke voorzitter van de RvT plaatsgevonden. Dit onderzoek zag op gebeurtenissen rond (mogelijke manipulatie van) het medewerkerstevredenheidsonderzoek (verder: het MTO), fondsenwerving en het cv van werkneemster. Bij brief van 5 december 2022 heeft Atria op de voet van artikel 3:49 BW de arbeidsovereenkomst met werkneemster vernietigd op grond van bedrog, subsidiair dwaling. Tijdens de vergadering van de RvT op 22 december 2022 is het besluit tot voorwaardelijk ontslag van werkneemster unaniem genomen. Bij e-mail van 27 december 2022 is het besluit aan haar kenbaar gemaakt. Werkneemster vordert in eerste aanleg bij wege van voorlopige voorziening dat Atria veroordeeld zal worden tot salarisbetaling vanaf 5 december 2022 en tot overlegging van het volledige niet-geanonimiseerde Hoffmann- rapport. Atria vordert als voorlopige voorziening om werkneemster te veroordelen om via een persbericht en plaatsing op haar socialemediakanalen een verklaring te publiceren en veroordeling van werkneemster om bij wege van voorschot aan Atria te voldoen één derde deel van het door haar ontvangen sedert 1 oktober 2019 onrechtmatig verkregen loon. Nadat Atria verweer had gevoerd tegen de vorderingen en een eis in reconventie had ingesteld, heeft de rechtbank zowel de vorderingen in conventie als die in reconventie afgewezen en de beslissing omtrent de proceskosten aangehouden tot de eindbeslissing in de tussen partijen aanhangige hoofdzaak. Met betrekking tot de vordering van werkneemster tot afgifte van het Hoffmann-rapport is het oordeel dat zij geen aanspraak kan maken op afgifte van een niet-geanonimiseerde versie en dat zij gelegenheid heeft gehad een volledig en niet-geanonimiseerd rapport in te zien. De omvang van het onderhavige hoger beroep is beperkt tot de beslissingen van de rechtbank in conventie aangezien Atria tegen de beslissingen in reconventie niet is opgekomen.
Oordeel
Spoedeisend belang
Werkneemster heeft ook in hoger beroep gesteld dat zij een spoedeisend belang heeft bij haar vordering strekkende tot loonbetaling, nu zij voor haar levensonderhoud vrijwel geheel afhankelijk is van het loon dat zij met ingang van 5 december 2022 niet meer ontvangt. Gelet op de door werkneemster gestelde omstandigheden alsmede de aard van de vordering (betaling van loon ter voorziening in het levensonderhoud) is het hof van oordeel dat werkneemster een spoedeisend belang heeft bij haar vordering voor zover die betrekking heeft op betaling van loon. In dit geval gaat het om een kort geding, waarin werkneemster, na het opkomen in rechte tegen de vernietiging van de arbeidsovereenkomst d.d. 5 december 2002 en het inroepen van de nietigheid van het (voorwaardelijk) ontslag, aanspraak maakt op doorbetaling van haar loon. Het hof zal daarom moeten toetsen of voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter tot het oordeel zal komen dat de vernietiging van de arbeidsovereenkomst niet in stand zal blijven, en indien dit het geval is, het (arbeidsrechtelijke) ontslag niet rechtsgeldig is verleend.
Vernietiging arbeidsovereenkomst wegens bedrog/dwaling?
Werkneemster stelt dat de buitengerechtelijke vernietiging van de arbeidsovereenkomst tussen partijen niet in stand kan blijven aangezien er geen sprake is dwaling of bedrog. Het hof acht voldoende aannemelijk dat de rechter de vordering van werkneemster in bodemprocedure toewijsbaar zal achten op een of meer van de door werkneemster aangevoerde grondslagen. Het hof acht het voorshands niet aannemelijk dat Stichting Atria bij de indienstneming van werkneemster is bedrogen dan wel heeft gedwaald. Voor zover Atria betoogt dat zij niet zou hebben geweten dat werkneemster tijdens het dienstverband grensoverschrijdend gedrag zou vertonen en het MTO-rapport heimelijk zou aanpassen en in zoverre heeft gedwaald, wordt dat betoog verworpen omdat het gestelde grensoverschrijdend gedrag en aanpassing van het MTO-rapport toekomstige omstandigheden betreffen die ten tijde van de indiensttreding niet aan de orde waren en Atria daaromtrent dus niet kan hebben gedwaald.
Opzegging arbeidsovereenkomst rechtsgeldig?
Met betrekking tot het arbeidsrechtelijke ontslag dat in beginsel een gevolg is van het beëindigingsbesluit van de raad van toezicht op 27 december 2022 is het hof met werkneemster voorshands van oordeel dat dit ontslag wegens strijd met het opzegverbod tijdens ziekte in de bodemprocedure geen stand zal houden. Het ontslag van werkneemster als statutair bestuurder heeft in dit geval niet tevens de beëindiging van haar dienstbetrekking tot gevolg aangezien er sprake is van een wettelijk opzegverbod. De vordering tot betaling van het loon vanaf 5 december 2022 wordt toegewezen.
Overlegging volledig en niet-geanonimiseerd Hoffmann-rapport
Met betrekking tot de vordering Atria te veroordelen tot overlegging van het volledige niet-geanonimiseerde Hoffmann-rapport, overweegt het hof dat werkneemster niet heeft gesteld, en dat ook overigens niet is gebleken, dat zij een spoedeisend belang heeft bij deze vordering, zodat deze vordering in dit kort geding niet voor toewijzing in aanmerking komt.