Rechtspraak
Rechtbank Zeeland-West-Brabant (Locatie Breda), 30 oktober 2023
ECLI:NL:RBZWB:2023:7557
Feiten
Werkneemster is op 14 mei 2021 in dienst getreden bij werkgeefster en is laatstelijk 32 uur per week werkzaam in de functie van algemeen medewerker schoonmaak. Werkneemster heeft zich op 9 september 2022 ziek gemeld. Op 19 juni 2023 heeft de bedrijfsarts geoordeeld dat werkneemster in staat is passende arbeid te verrichten gedurende drie keer een uur per week. Op 11 juli 2023 heeft werkgeefster aan werkneemster een brief verzonden waarin dit advies wordt aangehouden en waarin zij wordt uitgenodigd om op 12 juli 2023 de werkzaamheden en opbouw te bespreken. Ook wordt een loonstop aangekondigd ingeval werkneemster niet naar die afspraak komt. Werkneemster is op 12 juli 2023 niet verschenen en werkgeefster heeft daarop de loonbetaling stopgezet. Op 2 augustus 2023 heeft de bedrijfsarts geadviseerd te starten met aangepaste taken gedurende twee keer een uur per week. Werkgeefster heeft werkneemster vervolgens laten weten dat zij vanaf de week erop op maandagen en donderdagen van 10.30 uur tot 11.30 uur wordt verwacht. Werkneemster heeft op 9 augustus 2023 een deskundigenrapport aangevraagd bij het UWV. In juli en augustus 2023 en tot 18 september 2023 is werkneemster regelmatig niet op het werk verschenen en vanaf 18 september 2023 is zij helemaal niet meer verschenen. Op 4 oktober 2023 volgt een deskundigenoordeel waarin de deskundige zich kan verenigen met het oordeel van de bedrijfsarts. Werkneemster vordert in kort geding achterstallig loon. Zij stelt onder meer dat haar, gelet op haar ziektebeeld, niet verweten kan worden dat zij onvoldoende medewerking heeft verleend aan haar re-integratie. Zij stelt dat zij vanwege haar klachten en beperkingen niet in staat is te werken.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt. Centraal staat de vraag of werkgeefster gerechtigd was, na haar schriftelijke waarschuwing van 11 juli 2023, de loonbetaling vanaf 12 juli 2023 te staken nu werkneemster niet bereid is passende arbeid te verrichten en niet is verschenen op 12 juli 2023 om te spreken over haar re-integratie. De stelling van werkneemster dat de loonstop onjuist is, omdat zij als gevolg van ziekte niet in staat is passende arbeid te verrichten, wordt als onvoldoende onderbouwd gepasseerd. De bedrijfsarts heeft op 19 juni 2023 en 2 augustus 2023 geoordeeld dat werkneemster in staat is passende arbeid te verrichten. Het UWV heeft dat oordeel op 4 oktober 2023 bevestigd. Uit de door werkneemster overgelegde foto’s van medicijnen, een doorverwijzing van de huisarts naar de fysiotherapeut en een afsprakenkaart met de fysiotherapeut blijkt wel van klachten, maar daaruit kan niet worden vastgesteld dat zij niet in staat is de voorgestelde re-integratie-uren te verrichten of zonder hulp naar de re-integratieafspraken te komen. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter verleent werkneemster onvoldoende medewerking aan haar re-integratie. Zij werkt zonder deugdelijke grond niet mee aan een redelijk voorschrift. Werkgeefster was dan ook gerechtigd de loonstop op te leggen vanaf 12 juli 2023 en zij mag deze loonstop nog steeds handhaven, zolang werkneemster zich niet aan haar re-integratieverplichtingen houdt. Afwijzing van de vorderingen volgt.