Rechtspraak
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 20 oktober 2023
ECLI:NL:RBMNE:2023:5498
Feiten
Werkgeefster is 100% aandeelhouder van holding X. Samen met holding Y houdt holding X zich bezig met het investeren in start-ups en het houden van aandelen in zogenoemde spin-off companies. Dat zijn bedrijven die gebaseerd zijn op intellectueel eigendom dat is gegenereerd door werkgeefster. Werknemer is op 1 maart 2001 als jurist in dienst getreden bij werkgeefster. Op de arbeidsovereenkomst is de cao Nederlandse Universiteiten (hierna: de cao) van toepassing. Zijn direct leidinggevende was B, die van juni 2019 tot juni 2021 bestuurder was van holding X en Y. Een van de zogenoemde spin-offs waarbij holding Y betrokken was, is A B.V. Werknemer en B zijn op 20 april 2016 benoemd als leden van de adviescommissie van A B.V. Zij hebben (in ieder geval) in de jaren 2016 tot en met 2018 advieswerkzaamheden voor A B.V. verricht en hebben hiervoor ook vergoedingen ontvangen. Vanaf december 2017 hebben verscheidene aandelentransacties plaatsgevonden ten aanzien van A B.V. Per 18 april 2019 zijn werknemer en B aangetreden als (niet-uitvoerend) bestuurders van A B.V. In het najaar van 2021 hebben holdings X en Y onderzoeksbureau Deloitte Forensic & Dispute Services B.V. (hierna: Deloitte) opdracht gegeven om onder meer onderzoek te doen naar de gang van zaken rondom de verkoop van aandelen in A B.V. Op 23 november 2022 heeft Deloitte haar onderzoeksresultaten gerapporteerd aan holdings X en Y. Werknemer heeft zich op 9 januari 2023 volledig ziek gemeld. Werkgeefster verzoekt de arbeidsovereenkomst te ontbinden vanwege verwijtbaar handelen van werknemer en een verklaring voor recht dat werknemer ernstig verwijtbaar heeft gehandeld.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt. Werkgeefster heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat van werknemer uit hoofde van zijn functie mocht worden verwacht dat hij in het belang van de holdings zou toezien op de naleving van wet- en regelgeving en dat dat belang zou worden gediend bij de wijze waarop investeringen werden gemanaged. De kantonrechter is van oordeel dat werknemer dit onvoldoende heeft gedaan en dat dit ernstig verwijtbaar is. Vast staat dat werknemer en B advieswerkzaamheden voor A B.V. hebben verricht en hiervoor vergoedingen hebben ontvangen. Werknemer was op grond van de cao verplicht deze nevenwerkzaamheden en de vergoedingen die hij hiervoor heeft ontvangen te melden aan zijn werkgever. In de gegeven omstandigheden kon werknemer er niet mee volstaan om de nevenwerkzaamheden en de vergoedingen aan zijn direct leidinggevende B te melden en op de mondelinge mededeling van B te vertrouwen dat de RvC daarvoor toestemming had gegeven. B verkeerde immers in een vergelijkbare positie als werknemer. Voor B gold ook nog dat als gevolg van de advieswerkzaamheden die hij voor A B.V. verrichtte en de vergoedingen die hij daarvoor ontving, er bij hem een persoonlijk tegenstrijdig belang kon ontstaan als hij naast zijn adviesfunctie bij A B.V. ook betrokken zou zijn bij beraadslaging en besluitvorming over de verkoop door holding Y van de aandelen die zij in A B.V. hield. Van werknemer mocht uit hoofde van zijn functie worden verwacht dat hij de mogelijkheid van een persoonlijk tegenstrijdig belang bij B onderkende. Hij had als taak erop toe te zien dat er volstrekte openheid zou worden betracht zodat genomen besluiten niet onder invloed van een persoonlijk tegenstrijdig belang tot stand zouden komen. Werknemer had erop moeten toezien dat goed was gedocumenteerd dat de RvC op de hoogte was van de nevenwerkzaamheden die hij en B voor A B.V. verrichtten en de vergoedingen die zij daarvoor ontvingen. Hij had er ook op moeten toezien dat B het persoonlijk tegenstrijdig belang voorafgaand aan de verkoop van de aandelen van holding Y in A B.V. expliciet zou melden aan de RvC zodat de RvC goed geïnformeerd een standpunt kon innemen over de vraag of B betrokken kon worden bij de beraadslaging en de besluitvorming over de verkoop van deze aandelen. Door dit alles niet te doen, heeft werknemer ernstig verwijtbaar gehandeld. Het ontbindingsverzoek wordt toegewezen. Werknemer komt geen transitievergoeding toe.