Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 27 oktober 2023
ECLI:NL:RBROT:2023:11394
Feiten
HDI is een verzekeraar. Een van de verzekeringsportefeuilles van HDI was de portefeuille Motorrijtuigverzekering. HDI heeft, met goedkeuring van haar ondernemingsraad, de portefeuille Motorrijtuigverzekering per 1 juli 2021 gefaseerd afgebouwd. Op 1 januari 2022 was deze portefeuille volledig in “run off”, in die zin dat vanaf deze datum geen nieuwe motorrijtuigverzekeringen meer werden aangeboden. Als gevolg hiervan konden er geen schadegevallen uit nieuwe polissen ontstaan. HDI heeft, met goedkeuring van haar ondernemingsraad, de run off-portefeuille per 1 juli 2022 aan X overgedragen. Voor de feitelijke voortzetting van de schadeafwikkeling van de run off-portefeuille is Y geselecteerd. Op het moment dat de run off-portefeuille van HDI overging naar X, is de schadeafwikkeling van deze portefeuille direct (in een ondeelbaar moment) overgegaan op Y. Werknemers eisen een verklaring voor recht dat geen sprake is van een overgang van onderneming van HDI naar X en/of Y.
Oordeel
Vast staat dat de verzekeringsportefeuille Motorrijtuigverzekering van HDI aanvankelijk uit drie onderdelen bestond, namelijk Underwriting, Operations en Claims, dat het onderdeel Underwriting als gevolg van het besluit om geen nieuwe motorrijtuigverzekeringen meer af te sluiten en de daarop volgende reorganisatie reeds per 1 juli 2021 is opgehouden te bestaan (voor wat betreft de “tak” motorrijtuigverzekering) en dat vanaf die datum de verzekeringsportefeuille nog bestond uit de onderdelen Operations en Claims. Verder staat vast dat deze (afgeslankte) afdeling “Motor”, die verantwoordelijk was voor de activiteiten met betrekking tot de schadeafwikkeling van de run off-portefeuille, vanaf 1 juli 2021 onafgebroken en zelfstandig is blijven functioneren tot de overdracht van de portefeuille aan X/Y op 1 juli 2022. Geoordeeld moet dan ook worden dat reeds een jaar voor de overdracht een nieuwe (afgeslankte) economische eenheid (een deel van de onderneming van HDI), waarmee een economische activiteit met een eigen doelstelling kan worden uitgeoefend, is ontstaan. Niet in geschil is dat werknemers tot 1 juli 2022 bij HDI onafgebroken werkzaam waren binnen deze eenheid als (ondersteunend) schadebehandelaars van de run off-portefeuille. Niet kan dus worden gezegd dat het werk van werknemers op het moment van de overgang van deze portefeuille per 1 juli 2022 volledig was “opgedroogd”. De activiteiten met betrekking tot de schadeafhandeling van de run off-portefeuille moeten als arbeidsintensief worden aangemerkt. Zonder de gespecialiseerde medewerkers op dit gebied kunnen de werkzaamheden immers niet uitgevoerd worden. Tussen partijen is niet in geschil dat Y zowel de betrokken activiteiten (de werkzaamheden met betrekking tot de schadeafhandeling van de run off-portefeuille) onafgebroken heeft voortgezet als het personeel van HDI dat met deze taak was belast heeft overgenomen. Ook heeft HDI onweersproken gesteld dat zij alle zaken die nodig zijn voor de activiteiten, waaronder klant- en verzekeringsgegevens, schadedossiers, data en vorderingen, heeft overgedragen aan Y. Werknemers hebben ook niet betwist dat zij op het moment van de overgang van de activiteiten met betrekking tot de run off-portefeuille op 1 juli 2022 naar Y zonder onderbreking dezelfde werkzaamheden bleven uitvoeren als de werkzaamheden die zij voorheen verrichtten per 1 juli 2021 bij HDI. Weliswaar ligt het in de lijn der verwachting dat op enig moment geen schademeldingen meer voortvloeien uit de run off-portefeuille en dat werknemers (ook) andere taken moeten gaan verrichten bij Y, maar dat doet niet af aan het oordeel dat de identiteit van de economische eenheid ten tijde van de overdracht behouden is gebleven. Er is zodoende sprake van een overgang van (een deel van een) onderneming. De gevorderde verklaring voor recht wordt afgewezen.