Rechtspraak
Gerechtshof Den Haag (Locatie Den Haag), 5 december 2023
ECLI:NL:GHDHA:2023:2332
Feiten
Werknemer is beschuldigd van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Bij beschikking van 24 januari 2023 is werkgeefster toegelaten tot het bewijs van de door haar gestelde seksueel grensoverschrijdende gedragingen van werknemer zoals die blijken uit verschillende verklaringen. Hierin is onder meer genoemd dat werknemer impertinente vragen stelde, seksuele opmerkingen maakte over werknemers, opmerkingen maakte over gelijkenissen van handgel en steeds dichterbij werkneemsters ging staan. Ook heeft hij een medewerkster van werkgeefster een keer aan haar billen aangeraakt. Hierdoor waren collega’s doodbang voor werknemer. In totaal heeft werkgeefster negen getuigen gehoord. In contra-enquête heeft werknemer naast zichzelf vijf getuigen gehoord.
Oordeel
Het hof is van oordeel dat werkgeefster geslaagd is in het leveren van het bewijs. Daartoe is het volgende redengevend. Het hof stelt voorop dat de getuigen in enquête de door hen schriftelijk afgelegde verklaringen onder ede hebben bevestigd en bij de door hen destijds op schrift gestelde verklaringen zijn gebleven. Het hof acht deze getuigenverklaringen geloofwaardig en overtuigend. Daarbij is van belang dat het gaat om meerdere verklaringen van vrouwen die werkzaam zijn geweest in verschillende functies en dat hun verklaringen worden ondersteund door de waarnemingen van enkele andere medewerkers. Dat de getuigen op sommige punten tegenstrijdig hebben verklaard en/of dat niet alle getuigenverklaringen volledig met elkaar stroken doet aan de geloofwaardigheid niet af. Juist het feit dat iedere getuige over met name de eigen ervaringen en belevingen heeft verklaard en het feit dat deze verklaringen niet (in detail) hetzelfde zijn, maken dat het aannemelijk is dat de getuigenissen niet op elkaar zijn afgestemd en daarmee zijn ze geloofwaardig en overtuigend. De verklaringen van de getuigen in contra-enquête zijn onvoldoende om het geleverde bewijs te ontzenuwen en de verklaringen in enquête ongeloofwaardig te maken. Het enkele feit dat andere medewerksters geen soortgelijke ervaringen of juist positieve ervaringen met werknemer hebben gehad, betekent namelijk niet dat de verklaringen van de door werkgeefster voorgebrachte getuigen onjuist en/of in strijd met de waarheid zijn afgelegd. Veel van de gemelde opmerkingen en voorvallen vonden volgens de getuigen plaats zonder dat er iemand anders bij was. Uit al deze verklaringen blijkt voldoende sterk en overtuigend dat er sprake is geweest van zodanig seksueel grensoverschrijdend gedrag van werknemer dat een ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst wegens verwijtbaar handelen gerechtvaardigd is. Zelfs als werknemer slechts goede bedoelingen had, zoals hij stelt, had van hem - gelet op zijn functie en verantwoordelijkheid - ander gedrag verwacht mogen worden. De arbeidsovereenkomst zal aldus worden ontbonden. Van ernstig verwijtbaar handelen is echter geen sprake, omdat werkgeefster werknemer – voordat hij op non-actief is gesteld – nimmer op een duidelijke manier heeft aangesproken op zijn gedrag en hem kenbaar heeft gemaakt dat dergelijk gedrag niet werd getolereerd, terwijl daartoe wel alle aanleiding was. Ook was blijkbaar geen van de getuigen op de hoogte van het bestaan van een vertrouwenspersoon bij werkgeefster, hetgeen werkgeefster valt aan te rekenen. Werknemer ontvangt aldus een transitievergoeding van € 88.613,73. Van ernstig verwijtbaar handelen aan de kant van werkgeefster is echter geen sprake, zodat de verzochte billijke vergoeding moet worden afgewezen.