Rechtspraak
Rechtbank Zeeland-West-Brabant (Locatie Middelburg), 6 november 2023
ECLI:NL:RBZWB:2023:8492
Feiten
Werknemer werkt van 1 april 2022 tot 1 augustus 2023 bij Topzorggroep B.V. (hierna ‘Topzorg’). Volgens een door partijen gesloten addendum gold met ingang van 1 april 2023 een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. In het addendum is een relatiebeding en concurrentiebeding opgenomen en deze bedingen gelden zolang de overeenkomst van kracht is en gedurende een periode van twee jaar nadat de arbeidsovereenkomst is geëindigd. Werknemer zegt de arbeidsovereenkomst in juni 2023 op tegen 1 augustus 2023. Begin september 2023 treedt werknemer in dienst bij zijn nieuwe werkgever. Topzorg laat werknemer op 15 en 22 augustus 2023 weten hem aan zijn concurrentiebeding te houden. Werknemer vordert in kort geding schorsing van het concurrentiebeding en het daaraan gekoppelde boetebeding.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt. Niet ter discussie staat dat het concurrentiebeding rechtsgeldig is overeengekomen en Topzorg en de nieuwe werkgever direct concurrerende ondernemingen zijn. De reikwijdte van het concurrentiebeding is naar het oordeel van de kantonrechter aanzienlijk beperkter dan werknemer denkt. Het concurrentiebeding ziet op een straal van tien kilometer rondom de voormalige werklocatie van werknemer bij Topzorg en niet, zoals werknemer meent, op een straal van tien kilometer rondom één van de vele vestigingen van Topzorg in Nederland. Volgens Topzorg bevinden de vestigingen van de nieuwe werkgever zich binnen een straal van twee a drie kilometer van de werklocatie van werknemer bij Topzorg, waar werknemer hetzelfde werk als fysiotherapeut/manueel therapeut verricht. Dit heeft werknemer niet weersproken. Werknemer gaat in dienst van de nieuwe werkgever dan ook in dezelfde vijver als Topzorg vissen. Topzorg heeft voorts toegelicht dat het relatiebeding in dit geval onvoldoende bescherming biedt gezien de relatief korte afstand tussen de werklocaties, waardoor de kans groter is dat klanten of relaties een therapeut alsnog volgen, met of zonder actieve benadering. Voldoende aannemelijk is dat het concurrentiebeding voor een situatie als deze een waardevolle aanvullende bescherming biedt aan Topzorg, waardoor dit een belangrijk belang voor Topzorg oplevert bij handhaving van het concurrentiebeding. Of een duur van twee jaar van dit beding gerechtvaardigd is, kan in het midden blijven. Bovendien is de gestelde positieverbetering door werknemer onvoldoende gebleken. De voor werknemer unieke kans om de praktijk van zijn nieuwe werkgever over te nemen en wat de status daarvan is, blijkt niet uit de overgelegde stukken. De gestelde financiële verbetering is door Topzorg betwist en door werknemer onvoldoende aannemelijk gemaakt. Niet is gebleken van een zodanige positieverbetering voor werknemer dat handhaving van het concurrentiebeding leidt tot een onbillijke benadeling. Het concurrentiebeding en het boetebeding worden niet geschorst.