Rechtspraak
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 16 januari 2024
ECLI:NL:GHSHE:2024:78
Feiten
Werknemer is met ingang van 1 september 2016 aangesteld als ambtenaar bij de Staat der Nederlanden (hierna: de Belastingdienst). Deze aanstelling was tijdelijk voor de duur van het opleidingstraject fiscale accountancy bij het Centrum voor Kennis en Communicatie. Het betrof een duale opleiding waarbij leren en werken elkaar afwisselden. Werknemer heeft met ingang van 1 januari 2019 een vaste aanstelling gekregen in de functie behandelfunctionaris bij Grote Ondernemingen Zuid. Qua salaris werd werknemer ingeschaald in de groepsfunctie F, trede 0. Na succesvolle afronding van de opleiding krijgt werknemer de toezegging dat hij wordt ingedeeld in salarisschaal F, trede 0. Vervolgens heeft de Belastingdienst in augustus 2019 werknemer abusievelijk ingedeeld in salarisschaal 10, trede 6, wat ook op de daarop volgende salarisspecificaties wordt vermeld. Met ingang van 1 januari 2020 is de WNRA van toepassing en is werknemer met ingang van die datum werknemer in de zin van titel 10 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek. In november 2020 vindt er een gesprek plaats waarin werknemer wordt medegedeeld dat hij abusievelijk is benoemd in de te hoge individuele schaal 10, trede 6 en niet in de groepsfunctie F trede 6 en dat hij als gevolg daarvan te veel salaris ontvangt ten opzichte van de (destijds) aangekondigde benoeming. Werknemer geeft aan dat hij niet kan instemmen met een toekomstige salarisverlaging en evenmin met een salarisverlaging met terugwerkende kracht. Met ingang van 1 januari 2021 wordt het salaris van werknemer verlaagd van € 3.990,93 naar € 3.411,56 bruto. Werknemer blijft zich tegen deze verlaging verzetten, waarna de Belastingdienst werknemer meedeelt het te veel ontvangen salaris ad € 6.648,08 van werknemer terug te vorderen. Werknemer vordert een verklaring voor recht dat de Belastingdienst niet gerechtigd is tot terugvordering over te gaan alsmede een verklaring voor recht dat de Belastingdienst niet gerechtigd is het salaris van werknemer met ingang van 1 januari 2021 te verlagen. Werknemer stelt dat hij niet wist en ook niet kon weten dat hij te veel aan salaris ontving. In eerste aanleg heeft de kantonrechter de vorderingen van werknemer afgewezen. Hier komt werknemer in hoger beroep tegen op.
Oordeel
Bij de beoordeling stelt het hof voorop dat de Belastingdienst voorafgaande aan het besluit van 14 augustus 2019 jegens werknemer heel duidelijk is geweest over de salarisschaal en de trede waarin hij, bij voldoende functioneren, met ingang van 1 mei 2019 zou worden geplaatst, namelijk in functiegroep F trede 6. Dit staat expliciet vermeld in het overdrachtsformulier van 12 december 2018 en het gespreksverslag van 2 juli 2019. Werknemer erkent dat hij na kennisname van het besluit van 14 augustus 2019 heeft gezien dat daarin een andere salarisschaal is opgenomen, namelijk schaal 10 trede 6. Hij heeft dit ook op zijn loonstrookje gezien. In beginsel staat hiermee vast dat werknemer op de hoogte was van de door de Belastingdienst gemaakte fout. Werknemer stelt dat de salarisverhoging van € 1.000 bruto per maand voor hem geen aanleiding vormde om te bedenken dat de Belastingdienst een fout had gemaakt. Naar het oordeel van het hof staat voorop dat de indeling in de onjuiste salarisschaal voor werknemer al voldoende reden had moeten zijn om te twijfelen aan de juistheid van het besluit. Dat salarisschaal 10.6 gelijk zou zijn aan salarisschaal F6, is een onjuiste veronderstelling. Dat de informatie op het intranet stond, is door werknemer naar het oordeel van het hof onvoldoende weersproken. Het had dus voor werknemer redelijkerwijs duidelijk moeten zijn dat hem ten onrechte te veel salarisverhoging was toegekend. Het hof concludeert dat niet alleen de onjuiste salarisschaal maar ook het bedrag van de verhoging voor werknemer aanleiding had moeten zijn om na te gaan of dit wel correct was. In het algemeen mag van een ambtenaar een aanzienlijke mate van oplettendheid worden verwacht bij het controleren van afrekeningen en specificaties die hem door het bevoegd gezag worden toegezonden. Als werknemer de salarisschalen niet op intranet heeft of zou hebben gevonden, dan had het op zijn weg gelegen om de Belastingdienst te vragen of de indeling in een andere salarisschaal wel correct was. Nu geen van de grieven in die zin slaagt dat dit leidt tot een wijziging van het dictum in de bestreden uitspraak, concludeert het hof tot bekrachtiging van het bestreden vonnis.