Naar boven ↑

Rechtspraak

X/Y B.V.
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 19 december 2023
ECLI:NL:GHAMS:2023:3458
Geen sprake van arbeidsovereenkomst tussen gewezen echtelieden. De enkele wijziging van een ‘horizontale’ naar een ‘verticale’ samenwerking vormt geen indicatie dat sprake is geweest van een gezagsverhouding tussen partijen.

Feiten

Mevrouw X en de heer Y zijn gehuwd geweest. Tijdens het huwelijk waren zij beiden vennoot in een vennootschap onder firma, gericht op het exploiteren van een stratenmakersbedrijf. De vof is op enig moment omgezet in een eenmanszaak en vervolgens in een bv (hierna: de bv). Y is enig bestuurder en aandeelhouder van de bv. In de loop van 2015 hebben X en Y de feitelijke samenleving beëindigd en op 1 november 2017 heeft de rechtbank Noord-Holland de echtscheiding uitgesproken, waarna de echtscheidingsbeschikking op 14 februari 2018 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Begin 2016 heeft de heer Y de bedrijfsactiviteiten in de bv gestaakt. Mevrouw X heeft in eerste aanleg betaling van achterstallig salaris en vakantietoeslag gevorderd. Zij stelt dat zij in dienst was bij de bv en dat zij na 5 november 2015 geen salarisbetaling meer heeft ontvangen. De bv heeft de vordering betwist en daartoe aangevoerd dat partijen geen arbeidsovereenkomst met elkaar zijn aangegaan.

Oordeel

Het hof stelt in zijn beoordeling voorop dat partijen voorheen met elkaar gehuwd waren. Hoewel een arbeidsovereenkomst tussen echtgenoten niet is uitgesloten, ligt een gezagsverhouding binnen een huwelijk niet voor de hand. Degene die zich op een arbeidsovereenkomst met zijn of haar (voormalige) echtgenoot c.q. echtgenote beroept, zal daarom een gedegen onderbouwing van de gestelde gezagsverhouding moeten geven. Die onderbouwing ontbreekt naar het oordeel van het hof in het onderhavige geval. De bv heeft toegelicht dat de vennootschap onder firma naar een eenmanszaak is omgezet in verband met de moeilijkheid om de zelfstandigenaftrek te onderbouwen, en dat de eenmanszaak vervolgens is omgezet naar een besloten vennootschap vanwege de economische recessie en de risico’s van een faillissement. Tegen deze achtergrond vormt de enkele wijziging van een ‘horizontale’ naar een ‘verticale’ samenwerking naar het oordeel van het hof geen indicatie dat sprake was van een gezagsverhouding tussen partijen.

Ten aanzien van de gestelde inbedding van de werkzaamheden van mevrouw X in het bedrijf overweegt het hof als volgt. Partijen verschillen van mening over de aard en omvang van de werkzaamheden die X voor de bv zou hebben uitgevoerd. Ter zitting in hoger beroep heeft X verklaard dat zij aanvankelijk veel contact onderhield met de boekhouder, maar dat zij de laatste jaren op een ander spoor binnen het bedrijf was gezet en zich meer bezighield met de contacten met potentiële klanten en overige acquisitie- en marketingwerkzaamheden. Desgevraagd stelde X ter zitting in hoger beroep dat zij als de drijvende kracht achter het bedrijf kon worden beschouwd, dat zij proactief bezig was met de bedrijfsvoering en innovatieve ideeën had. Naar het oordeel van het hof staat deze rol die X naar eigen zeggen binnen het bedrijf vervulde, op gespannen voet met een gezagsverhouding aangezien van ondergeschiktheid aan de bv (en, in het verlengde daarvan, aan de heer Y) bij het uitvoeren van de verrichte werkzaamheden in de door X zelf geschetste feitelijke situatie, geen sprake was. Tegen deze achtergrond had het op de weg gelegen van X om feiten en omstandigheden te stellen waaruit volgt dat desondanks sprake is (geweest) van een gezagsverhouding. Zij heeft dat niet althans in onvoldoende mate gedaan.

Nu een gezagsverhouding ontbreekt, is geen sprake van een arbeidsovereenkomst. Het vonnis waarvan beroep wordt bekrachtigd.