Rechtspraak
Rechtbank Zeeland-West-Brabant (Locatie Bergen op Zoom), 11 april 2024
ECLI:NL:RBZWB:2024:2438
Feiten
Werknemer is op 3 oktober 2023 voor onbepaalde tijd in dienst getreden van Philip Morris Investments B.V. (hierna: PMI) in de functie van manager security op de afdeling operations, tegen een brutomaandsalaris van € 7.557 exclusief vakantietoeslag en overige emolumenten. Op 19 juni 2023 is werknemer in opdracht van PMI naar Spanje afgereisd voor een workshop. Op 20 juni 2023 is hij, op grond van een door Zuid-Afrika uitgevaardigde internationale signalering, aangehouden door de Spaanse politie en in uitleveringsdetentie genomen. Op 28 juli 2023 is werknemer weer in vrijheid gesteld, waarna hij zich met ingang van 31 juli 2023 heeft ziekgemeld. Per brief van 4 december 2023 heeft PMI medegedeeld dat zij tot verrekening zal overgaan van het te veel ontvangen loon over de periode van 20 juni t/m 11 juli 2023, ad € 5.610,57. Het loon over de periode van 12 juli t/m 1 augustus 2023 is, vanwege reeds voorafgaand aan de detentie opgenomen vakantie, uitgekeerd conform artikel 7:639 lid 1 BW. PMI heeft in de maanden januari, februari en maart 2024 telkens € 1.870,19 bruto ingehouden op het loon van werknemer. Werknemer vordert (a) betaling van achterstallig loon en (b) PMI te verbieden toekomstige loonvorderingen in te houden en/of te verrekenen.
Oordeel
In geschil is de vraag of PMI het loon van werknemer tijdens de uitleveringsdetentie mocht inhouden en, zo ja, of zij dit loon mocht verrekenen op de wijze zoals zij dit heeft gedaan. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter worden beide vragen bevestigend beantwoord. Dat werknemer vanwege de uitleveringsdetentie in Spanje gedurende 16 dagen niet heeft gewerkt is een omstandigheid die - met in achtneming van artikel 7:628 lid 1 BW - in redelijkheid voor rekening van werknemer dient te komen. Het loon dat werknemer over die periode heeft ontvangen, is door PMI te veel betaald. Dit brengt met zich dat aan PMI een verrekeningsbevoegdheid toekomt. Met de wijze waarop PMI de verrekening heeft toegepast, is voldaan aan de daaraan in artikel 7:632 lid 1 en 2 BW gestelde vereisten. Door de verrekening van het te veel betaalde loon te spreiden over drie maanden heeft PMI naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter voldoende rekening gehouden met de (financiële) belangen van werknemer. De vorderingen van werknemer worden afgewezen.