Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/VZM Uitzend Groep B.V.
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 11 januari 2024
ECLI:NL:RBROT:2024:2607
Uitzendkracht vordert loon tijdens ziekte. Van uitzendkracht mag in dit geval deskundigenverklaring worden verlangd, hoewel het een kortgedingprocedure betreft.

Feiten

Werkneemster is op 13 januari 2023 bij VZM Uitzend Groep B.V. (hierna: VZM) in dienst getreden op basis van een uitzendovereenkomst. Op die overeenkomst is de NBBU-cao van toepassing. Werkneemster heeft gewerkt voor het inlenende bedrijf Hazeu Orchids. Na 30 juni 2023 heeft werkneemster niet meer voor VZM gewerkt. Volgens haar was zij vanaf die datum tot op heden onafgebroken arbeidsongeschikt. Werkneemster vordert in kort geding betaling van loon tijdens ziekte.

Oordeel

De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. VZM heeft aangevoerd dat de vordering van werkneemster moet worden afgewezen, omdat bij de vordering geen deskundigenverklaring van het UWV is gevoegd. Volgens werkneemster hoeft zij een dergelijke verklaring niet in het geding te brengen, omdat de verhindering om de bedongen of andere passende arbeid te verrichten door VZM niet wordt betwist. In dat verweer kan zij niet worden gevolgd. VZM heeft immers twee argumenten aangevoerd op grond waarvan zij meent dat werkneemster niet (meer) arbeidsongeschikt is: werkneemster zou zich per Whatsapp van 6 juli 2023 beter hebben gemeld én zij zou via een ander uitzendbureau aan het werk hebben willen gaan. De verhindering om de arbeid te kunnen verrichten is daarmee dus gemotiveerd betwist en niet gebleken is dat het overleggen van de deskundigenverklaring in redelijkheid niet van werkneemster kan worden gevergd, hoewel deze zaak een kort geding betreft. Uit de overgelegde stukken blijkt namelijk dat het werkneemster al in augustus 2023 duidelijk was dat VZM geen loon meer betaalde. Ook had haar toen duidelijk moeten zijn dat VZM betwistte dat zij nog arbeidsongeschikt was. Dit betekent dat haar vordering tot betaling van loon wordt afgewezen. De voorzieningenrechter overweegt nog dat, ook als zou worden aangenomen dat werkneemster geen deskundigenverklaring hoefde over te leggen, de uitkomst van deze kortgedingprocedure niet anders zou zijn. De reden daarvoor is dat wel vaststaat dat werkneemster niet heeft gewerkt, maar dat voorshands niet in voldoende mate kan worden vastgesteld voor wiens rekening dit moet komen. De stukken bevatten veel onduidelijkheden en de behandeling op de zitting heeft dat onvoldoende kunnen verhelderen voor de voorzieningenrechter. Dit betekent dat de levering van bewijs nodig zal zijn, maar daarvoor leent deze procedure zich niet. Zonder deskundigenoordeel en zonder bewijs kan niet vooruit worden gelopen op het oordeel van de bodemrechter.