Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/OTC Flow B.V.
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 21 maart 2024
ECLI:NL:RBAMS:2024:1646
Een procedurefout door een strategy analist vormt geen dringende reden voor ontslag op staande voet nu het hoofd financiƫn dezelfde fout heeft gemaakt en andere afdelingen het foutieve verzoek eveneens hebben goedgekeurd. De billijke vergoeding, gefixeerde schadevergoeding en transitievergoeding worden toegekend.

Feiten

Werkneemster is op 7 november 2022 bij OTC Flow B.V. (hierna: OTC) in dienst getreden in de functie van strategy analist. Op 22 december 2023 is werkneemster op staande voet ontslagen. In de ontslagbrief is als reden vermeld dat zij zich niet volgens en zelfs strijdig met de strenge KYC-procedures voor wederpartijen had gedragen. Als gevolg van die gedragingen zijn de financiële gevolgen voor OTC groot. Daarbij telt voor OTC in het bijzonder mee dat werkneemster had toegegeven de KYC-procedures niet te hebben gevolgd, waardoor de beoordeling van wederpartijen foutief is verlopen. OTC voert aan dat werkneemster een van de voorwaarden van de zogeheten pre-approval-procedure niet in acht heeft genomen, namelijk gehele betaling voor levering. Werkneemster is het niet met het ontslag op staande voet eens en vordert een billijke vergoeding, de gefixeerde schadevergoeding en de transitievergoeding.

Oordeel

De kantonrechter oordeelt als volgt. Werkneemster heeft een fout gemaakt in de pre-approval-procedure. Het hoofd financiën heeft diezelfde fout echter ook gemaakt. Daarnaast is de foutieve pre-approval door andere afdelingen goedgekeurd. Alleen al daarom kan de fout niet worden aangemerkt als dringende reden. Dat het bij het hoofd financiën ging om een ander volume of lager bedrag verandert dat niet, omdat ter zitting is verklaard dat de betalingsvoorwaarde altijd geldt, ongeacht het volume. Omdat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven is een billijke vergoeding op zijn plaats. Rekening houdend met de gefixeerde schadevergoeding, de transitievergoeding, het korte dienstverband voor bepaalde tijd, de leeftijd van werkneemster en haar goede kansen op de arbeidsmarkt komt de rechter uit op een billijke vergoeding van twee maandsalarissen à € 6.665,76. De verzochte vernietiging van het concurrentie- en relatiebeding wordt eveneens toegewezen, nu de motivering dat sprake is  van zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen door OTC onvoldoende is toegelicht. Het tegenverzoek van OTC om werkneemster te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding wordt afgewezen, aangezien opzet of bewuste roekeloosheid door werkneemster niet is komen vast te staan. OTC wordt veroordeeld in de proceskosten.