Rechtspraak
Rechtbank Zeeland-West-Brabant (Locatie Bergen op Zoom), 16 juli 2015
ECLI:NL:RBZWB:2015:9021
Feiten
Werknemer, thans 58 jaar, is sinds 1980 in dienst bij werkgeefster (in casu drie verzoeksters), laatstelijk tegen een loon van € 6.788,39 bruto per vier weken, exclusief 8% vakantietoeslag en overige emolumenten. De kernactiviteiten van verzoeksters zijn het verrichten van infrastructurele werken, leidingbouw, afvalwaterbeheersing en civiele betonwerken. Na een gesprek op 24 maart 2015 is werknemer op staande voet ontslagen. De ontslagbrief van diezelfde datum vermeldt onder meer: “Uit het onderzoek van een onderzoeksbureau is komen vast te staan dat er door uw handelen en/of nalaten, een onjuiste voorstelling van zaken is geven aan ondergetekende en tevens een niet correcte uitoefening van uw functie, alsmede van slecht werknemerschap, en van strijdigheid met en overtreding van de binnen uw werkgever geldende en bij u bekende gedrags- en integriteitsregels." Werknemer heeft bij brief d.d. 31 maart 2015 de nietigheid van het hem gegeven ontslag ingeroepen, zich beschikbaar gehouden voor werk en aanspraak gemaakt op loondoorbetaling. Verzoeksters hebben aan het voorwaardelijke ontbindingsverzoek primair hetzelfde feitencomplex ten grondslag gelegd als eerder tot het ontslag op staande voet aanleiding heeft gegeven. Werknemer heeft verweer gevoerd. Hij wijst er allereerst op dat hij thans in dienst is van verzoekster 2 B.V. Voor zover het verzoek is ingediend door de andere vennootschappen verzoekt hij deze vennootschappen niet-ontvankelijk te verklaren.
Oordeel
In het vonnis d.d. 16 juli 2015 in de kortgedingzaak met zaak/rolnummer 4083145 VV EXPL 15-38 is beslist dat voorshands geoordeeld wordt dat verzoekster 2 B.V. heeft te gelden als formele werkgever. Dat oordeel wordt in de onderhavige beslissing overgenomen. Dit brengt met zich dat verzoekster 1 B.V. en verzoekster 3 B.V. niet-ontvankelijk worden verklaard. Werknemer wenst ook te komen tot de ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter acht voldoende gronden aanwezig om hiertoe over te gaan. Werknemer heeft giften van derden aangenomen, hetgeen in strijd is met de integriteits- en gedragsregels. Verder blijkt dat werknemer er geen verklaring voor kan geven dat bepaalde kosten die gemaakt zijn in verband met een privéproject op een ander project zijn afgeboekt en/of in het geheel niet in rekening zijn gebracht. Uit de overgelegde stukken komt naar voren dat zijn leidinggevende uitdrukkelijk en herhaaldelijk aan werknemer heeft aangegeven dat hij volledige inzage en transparantie wilde hebben in uren, materieel, materiaal en inzet van derden met betrekking tot het project. Diverse keren is werknemer hierop aangesproken. Uit de stukken blijkt duidelijk dat werknemer hiervoor verantwoordelijk was. De kantonrechter oordeelt dat werknemer een zodanig verwijt treft van zijn handelwijze dat er geen plaats is voor de toekenning van een vergoeding.