Rechtspraak
Rechtbank Oost-Brabant (Locatie Eindhoven), 13 juni 2024
ECLI:NL:RBOBR:2024:2535
Feiten
Edco Eindhoven B.V. (hierna: Edco) en SBI Smart Brands International Far East Ltd (hierna: SBI) behoren beide tot de EDCO Groep. Edmaco International AG (hierna: Edmaco) behoort eveneens tot de EDCO Groep. De EDCO Groep is een wereldwijd handelende onderneming die zich richt op een groot aantal doelgroepen, zoals grote distributiebedrijven en warenhuizen. Het assortiment bestaat onder meer uit huishoudelijke producten, elektronica, speelgoed, gereedschap en licentieartikelen. De heer X heeft in 1989 een eigen onderneming opgericht waarmee hij actief is/was op het gebied van internationale handel, merklicenties en management. Begin 2017 is aan X een ‘consulting agreement’ aangeboden, op grond waarvan hij als consulting agent werkzaamheden voor SBI zou verrichten. SBI en X, handelend onder de naam van zijn onderneming, zijn daarover tot overeenstemming gekomen. Als beloning is een bedrag van $ 8.000 per maand overeengekomen, alsmede een commissie van 3% over de nettowinst. Begin 2018 is X contactpersoon voor licentiegevers geworden binnen de EDCO Groep. Er is daarvoor geen (nadere) overeenkomst opgesteld en er is ook geen wijziging geweest in de beloning. Met ingang van 1 januari 2019 hebben X en Edco en X en SBI een ‘Agreement to perform professional services’ gesloten, waarin X is gepromoveerd tot International Brand Director. Per 1 januari 2020 is X tevens als werknemer in dienst getreden bij Edmaco en tot CEO van Edmaco benoemd. In 2023 is tussen partijen discussie ontstaan over een bonusvergoeding. Edco en SBI hebben de dienstverleningsovereenkomsten met X per 31 december 2023 beëindigd. Edmaco heeft de arbeidsovereenkomst met X opgezegd per 31 januari 2024. Kern van het geschil tussen Edco/SBI en X is of de tussen partijen gesloten overeenkomsten kunnen worden gekwalificeerd als arbeidsovereenkomst.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt.
Overeenkomsten vóór 2019
X stelt dat vanaf 6 februari 2018 arbeidsovereenkomsten tot stand zijn gekomen met Edco en met SBI. De kantonrechter is van oordeel dat hij dat onvoldoende heeft onderbouwd. De enkele omstandigheid dat X in februari 2018 zijn voorganger is opgevolgd als International Brand Leader voor de EDCO Groep onderbouwt onvoldoende dat er vanaf die datum een arbeidsovereenkomst naar Nederlands recht is ontstaan tussen X en SBI. Vast staat voorts dat Edco geen betalingen aan X heeft gedaan tot en met december 2018. Van een arbeidsovereenkomst met Edco en/of SBI is vóór 2019 derhalve in ieder geval geen sprake.
‘Agreement to perform professional services’ is geen arbeidsovereenkomst
In de overeenkomsten van 1 januari 2019 is onder meer opgenomen dat X zijn werkzaamheden onafhankelijk en zonder supervisie van de opdrachtgever zal uitvoeren, dat hij maandelijks wordt betaald op basis van facturen en dat het X is toegestaan werkzaamheden voor andere klanten te verrichten. Ook verklaart hij in de overeenkomsten over een aansprakelijkheidsverzekering te beschikken. De vaste maandelijkse beloningen en het feit dat X tijdens ziekte en verlof werd doorbetaald, wijzen in de richting van het bestaan van een arbeidsovereenkomst. Alle overige voormelde rechten en verplichtingen wijzen eerder op het bestaan van overeenkomsten van opdracht. De kantonrechter oordeelt dat de werkzaamheden van X mogelijk waren ingebed in de organisatie, maar dat X dat als ‘werkende’ niet was. Hij voerde zijn werkzaamheden immers met een grote mate van onafhankelijkheid en zelfstandigheid uit, was niet regulier op kantoor in Eindhoven dan wel Hong Kong en was ook niet gebonden aan vaste werktijden. Van een duidelijke gezagsverhouding althans een onderscheidend criterium is geen sprake. Relevante betekenis komt echter toe aan de wijze waarop en de omstandigheden waaronder de contracten tot stand zijn gekomen, aan de maatschappelijke positie van X, aan het feit dat hij zich als ondernemer heeft/kan gedragen en aan de hoogte van de overeengekomen beloningen en de wijze waarop deze werden uitgekeerd. De kantonrechter concludeert dat X zich in de onderhandelingen jegens de EDCO Groep opstelde als zelfstandig ondernemer, die het maximale financiële profijt uit de overeenkomsten wilde halen en om die reden de voorkeur gaf aan overeenkomsten van opdracht. In de uitvoering van de overeenkomsten is gehandeld in overeenstemming met die overeenkomsten; X stuurde facturen voor ‘consultancy services’ en op de betalingen werden geen inhoudingen voor premies en belastingen gedaan. Voorts deponeert de onderneming van X jaarlijks de jaarcijfers. De kantonrechter is op grond van het voorgaande van oordeel dat de overeenkomsten niet kunnen worden aangemerkt als arbeidsovereenkomst. Geen van de verzoeken van X komt daarom voor inwilliging in aanmerking.