Rechtspraak
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 2 juli 2024
ECLI:NL:GHAMS:2024:1828
Feiten
Werknemer is met ingang van 7 juli 2022 in dienst getreden van Stichting Waternet als brug- en sluisbedienaar. De arbeidsovereenkomst was voor bepaalde tijd en liep tot 6 juli 2023. De arbeidsduur was 36 uur per week. Werknemer lijdt al jarenlang aan glaucoom, een chronische oogaandoening met gezichtsvelddefecten. In dat kader is hij aan beide ogen geopereerd en krijgt hij periodiek een oogcontrole. In een gesprek op 24 augustus 2022 met zijn leidinggevende heeft werknemer medegedeeld dat de oogarts hem heeft geadviseerd te stoppen met zijn werk als brug- en sluisbedienaar. Werknemer heeft na 24 augustus 2022 niet meer gewerkt. Op 13 september 2022 heeft een gesprek tussen partijen plaatsgevonden, waarbij Waternet werknemer heeft verweten dat hij nimmer melding heeft gemaakt van zijn handicap/beperking, dat dit ontoelaatbaar is ook gezien de schade die berokkend had kunnen worden aan derden en dat het dienstverband om die reden wordt beëindigd. Bij brief van diezelfde datum heeft Waternet de arbeidsovereenkomst met werknemer op grond van dwaling vernietigd, althans de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang beëindigd wegens een dringende reden. Bij werknemer is sinds maart 2022 sprake van glaucoom met eindstadium. De kantonrechter heeft in eerste aanleg voor recht verklaard dat de vernietiging van de arbeidsovereenkomst door Waternet wegens dwaling niet rechtsgeldig is en dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven. Werknemer wist niet/kon niet weten dat zijn beperkingen hem ongeschikt maakten voor zijn werk bij Waternet, waardoor hem dus niet kan worden verweten dat hij deze beperking niet heeft gemeld. Bovendien kan niet worden gesproken van het in ernstige mate missen van de bekwaamheid of geschiktheid voor zijn werk als bedoeld in artikel 7:678 lid 2 sub b BW. Waternet is veroordeeld tot betaling van € 323,91 bruto aan transitievergoeding, € 15.000 bruto aan billijke vergoeding en een bedrag van € 4739,16 netto aan gefixeerde schadevergoeding. Beide partijen hebben hoger beroep ingesteld.
Oordeel
Het hof oordeelt als volgt. De vraag die zich thans voordoet, is of werknemer ten tijde van zijn sollicitatie in juni 2022 althans bij zijn indiensttreding op 7 juli 2022 wist of behoorde te weten dat zijn beperkingen zodanig ernstig waren dat die hem ongeschikt maakten voor zijn functie, zoals de oogarts op 23 augustus 2022 heeft vastgesteld. Het hof beantwoordt deze vraag ontkennend. Daartoe is onder meer redengevend dat de oogarts in zijn onderzoeksverslag van 10 maart 2022 de term ‘legaal blind’ of ‘maatschappelijk blind’ niet heeft gebezigd. Evenmin heeft de oogarts werknemer toen geadviseerd niet langer als brug- en sluisbedienaar werkzaam te zijn. Aannemelijk is geworden dat werknemer op dat moment in de veronderstelling verkeerde dat zijn oogaandoening hem niet belette in zijn werkzaamheden. Dat dit ondanks de ernstige gezichtsveldbeperkingen niet ondenkbaar is, volgt uit een verklaring van 1 maart 2023 van de oogarts, “dat veel glaucoompatiënten met ernstige gezichtsveldbeperkingen zelf niet altijd in de gaten hebben dat de visuele beperking ernstig is” en “de hersenen adapteren aan de situatie en vullen de blinde vlekken van het gezichtsveld als het ware aan”. Bovendien strookt dit met het feit dat werknemer ook gedurende zijn eerdere dienstverbanden zijn werkzaamheden als brug- en sluiswachter heeft kunnen verrichten. Werknemer is afgegaan op het oordeel van zijn arts. Waternet heeft al met al onvoldoende onderbouwd dat werknemer ten tijde van zijn indiensttreding bij Waternet wist althans behoorde te weten dat zijn oogaandoening en de daaraan gerelateerde gezichtsvelddefecten zodanig ernstig waren dat die hem beletten werkzaam te zijn in de functie van brug- en sluisbedienaar en dat hij hier bewust geen melding van heeft gemaakt aan Waternet. Het beroep op dwaling slaagt ook in hoger beroep niet. Evenmin kan – op grond van het voorgaande – worden geoordeeld dat werknemer Waternet een dringende reden heeft gegeven voor ontslag op staande voet. Het hof kent aan werknemer, anders dan de kantonrechter, een (lagere) billijke vergoeding toe van € 5000 bruto, gelijk aan het inkomen dat werknemer genoten zou hebben als de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zou zijn beëindigd. Waternet wordt veroordeeld tot betaling van voornoemd bedrag.