Naar boven ↑

Rechtspraak

Werknemer/Werkgever
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 6 augustus 2024
ECLI:NL:GHAMS:2024:2599
Is het tussen partijen geldende nevenwerkzaamhedenbeding nietig of ongeldig?

Feiten

Werknemer is werkzaam bij een gemeente. Werknemer heeft naast zijn functie bij de gemeente steeds nevenwerkzaamheden verricht. Die nevenwerkzaamheden komen erop neer dat werknemer voor bedrijven en particulieren in en buiten de gemeente  opdrachten uitvoert, waarbij hij onder meer snoeiwerkzaamheden verricht en het groen in tuinen verzorgt en bijhoudt (hierna: de nevenwerkzaamheden). In 2014 heeft werknemer zijn eenmanszaak ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. De gemeente heeft voor 2017 mondeling toestemming gegeven voor de nevenwerkzaamheden. In 2017 heeft de gemeente schriftelijk akkoord gegeven op de nevenwerkzaamheden, maar daar wel specifieke voorwaarden aan verbonden. Met ingang van 31 mei 2021 is werknemer van functie veranderd binnen de gemeente. Partijen hebben vervolgens gediscussieerd over de nevenwerkzaamheden van werknemer. Werknemer heeft in eerste aanleg gevorderd om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, voor recht te verklaren dat het tussen partijen overeengekomen nevenwerkzaamhedenbeding als bedoeld in Regel 2.3 van de Gedragscode nietig is, althans dat er geen objectieve reden is op grond waarvan het nevenwerkzaamhedenbeding dan wel de voorwaarde dat werknemer alleen buiten de gemeente nevenwerkzaamheden mag uitvoeren, kan worden gerechtvaardigd. De kantonrechter heeft de vorderingen afgewezen. Werknemer heeft hoger beroep ingesteld.

Oordeel

In geschil is of in dit geval sprake is van een objectieve rechtvaardigingsgrond voor de gemeente om werknemer te verbieden zijn nevenwerkzaamheden binnen de gemeente te verrichten. Naar het oordeel van het hof levert de integriteit van overheidsdiensten in dit geval een objectieve rechtvaardigingsgrond op voor het verbod van de gemeente aan werknemer om nevenwerkzaamheden te verrichten binnen haar gemeentegrenzen. Voor werknemers in de publieke sector geldt een verzwaarde integriteit. Het verrichten van de bedoelde nevenwerkzaamheden door werknemer binnen de gemeente kan bij derden de schijn van belangenverstrengeling wekken. Dat is al voldoende om het vertrouwen in of de geloofwaardigheid van de overheidsdienst aan te tasten. Daarbij spelen ook de veranderende maatschappelijke ontwikkelingen een rol waardoor gemeenten en instellingen met publieke taken veel meer onder een vergrootglas zijn komen te liggen. De werkzaamheden die werknemer met zijn eigen onderneming verricht, zien op het onderhoud en de verzorging van bomen. In zijn functie bij de gemeente heeft werknemer een coördinerende rol bij het uitvoeren van de werkzaamheden met betrekking tot bomen en andere groenvoorzieningen, waarbij hij regelmatig fysiek aanwezig is bij projecten en contact heeft met klanten, aannemers en inwoners. De mogelijkheid bestaat dat derden van buitenaf hierdoor de indruk kunnen krijgen dat werknemer bijvoorbeeld door zijn werkzaamheden en connecties bij de gemeente makkelijker opdrachten krijgt voor zijn eigen onderneming dan concurrerende ondernemers. Dat werknemer niet daadwerkelijk gebruikmaakt van zijn positie bij de gemeente om opdrachten te verwerven, is daarbij niet van belang. Die omstandigheid is bij burgers en concurrenten niet bekend en kan de schijn van belangenverstrengeling niet wegnemen. Het hof is tevens van oordeel dat het verbod passend, geschikt en noodzakelijk is om voornoemd belang van de gemeente te beschermen, omdat het verbod enkel geldt voor nevenwerkzaamheden in de groenvoorziening binnen de gemeentegrenzen. Voor werknemer blijven derhalve voldoende mogelijkheden over om zijn onderneming voort te zetten buiten de (in omvang beperkte) gemeente. De omstandigheid dat werknemer al in 2017 schriftelijke toestemming had voor het verrichten van zijn nevenwerkzaamheden, betekent naar het oordeel van het hof niet dat hij er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat die toestemming nadien is blijven gelden. Het voorgaande leidt het hof tot de conclusie dat het besluit van de gemeente om werknemer te verbieden zijn nevenwerkzaamheden binnen haar gemeentegrenzen te verrichten objectief gerechtvaardigd is ter bescherming van haar integriteit.