Rechtspraak
Rechtbank Oost-Brabant (Locatie 's-Hertogenbosch), 16 oktober 2024
ECLI:NL:RBOBR:2024:4808
Feiten
VieCuri vordert in het incident de zaak door te verwijzen naar de kantonrechter. Werknemer heeft hiertegen verweer gevoerd.
Oordeel
Uit de rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat de zinsnede ‘betreffende een arbeidsovereenkomst’ in artikel 93 aanhef en onder c Rv ruim moet worden uitgelegd. In onderhavige zaak vordert werknemer (1) om te verklaren voor recht dat VieCuri onrechtmatig heeft gehandeld door hem zijn functie te ontnemen en door, kort gezegd, uitlatingen over werknemer te doen die onrechtmatig zijn, (2) om te verklaren voor recht dat VieCuri schadeplichtig is en (3) om VieCuri te verplichten, kort gezegd, haar onrechtmatige uitlatingen over werknemer te rectificeren. De vraag of de door werknemer ingestelde vorderingen moeten worden toegewezen zal, naar het voorlopige oordeel van de rechtbank, worden beantwoord mede met inachtneming van arbeidsrechtelijke normen, waaronder de norm van goed werkgeverschap (artikel 7:611 BW). De vorderingen kunnen niet los worden gezien van de arbeidsovereenkomst en de wijze van beëindiging daarvan. Ook heeft werknemer schending van de norm van goed werkgeverschap (artikel 7:611 BW) (mede) aan zijn vordering ten grondslag gelegd. Omdat dit een zaak betreffende een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 93 sub c RV is, zal de zaak zoals verzocht worden verwezen naar de kantonrechter.