Naar boven ↑

Rechtspraak

werkgeefster/werknemer
Rechtbank Gelderland (Locatie Arnhem), 4 oktober 2024
ECLI:NL:RBGEL:2024:7316
Tussenbeschikking na bewijsopdrachten. Beroep op vermindering loon werknemer met het door hem elders verdiende. Werknemer krijgt de gelegenheid tot tegenbewijs.

Feiten

Werknemer is bij werkgeefster in dienst en verricht daar onder andere schilderwerkzaamheden. Bij tussenbeschikking is werkgeefster in de gelegenheid gesteld om te bewijzen dat werknemer de in het geding gebrachte arbeidsovereenkomst heeft ondertekend en aldus gebonden is aan het daarin opgenomen non-concurrentie- en relatiebeding, dat werknemer gedurende zijn arbeidsongeschiktheid elders werkzaamheden heeft verricht en dat hij daarvoor betaald heeft gekregen en dat werkgeefster als gevolg van die elders uitgevoerde werkzaamheden schade heeft geleden door omzetverlies. Werkgeefster heeft daarom aanvullende producties ingebracht en heeft zeven getuigen laten horen.

Oordeel

De kantonrechter oordeelt als volgt. In geschil is of tussen partijen schriftelijk een non-concurrentie- en relatiebeding is overeengekomen. Een van de getuigen, mede-aandeelhouder van werkgeefster, heeft verklaard dat de overlegde arbeidsovereenkomst de laatstelijk door partijen overeengekomen arbeidsovereenkomst is. Werknemer voert aan geen arbeidsovereenkomst te hebben ondertekend. Daarnaast heeft de getuige Whatsapp-correspondentie ingebracht waaruit blijkt dat aan werknemer een conceptarbeidsovereenkomst is gestuurd met daarin een concurrentie- en relatiebeding.  Bovendien staat vast dat alle andere werknemers van werkgeefster een arbeidsovereenkomst met een non-concurrentie- en relatiebeding hadden. Werkgeefster slaagt erin om te bewijzen dat het non-concurrentie- en relatiebeding schriftelijk is overeengekomen. Bij zijn vordering om de duur van het beding te beperken tot één jaar, heeft werknemer geen belang nu de termijn van een jaar na einde van de arbeidsovereenkomst inmiddels verstreken is. In het zelfstandig tegenverzoek van werkgeefster verzoekt zij werknemer te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 20.000 in verband met schade als gevolg van omzetverlies doordat werknemer tijdens zijn ziekte elders werkzaamheden heeft verricht. Werknemer betwist dit. Werknemer heeft verklaard dat hij nettobetalingen heeft ontvangen van een bedrijf, om nadat de loondoorbetaling tijdens ziekte was gestopt, zijn vaste lasten te betalen. De kantonrechter is daarom voorshands van oordeel dat dit nettobedrag in mindering dient te worden gebracht op het uit te keren loon over ziekte. Daarnaast acht de kantonrechter het voorhands bewezen dat werknemer, die ook bestuurswerkzaamheden verrichtte voor een bedrijf, uit dat bedrijf een inkomen ontving dat ten minste zo hoog is als het loon waarop hij bij ziekte aanspraak had bij werkgeefster. Daarnaast blijkt uit de verklaringen van verschillende getuigen dat werknemer tijdens zijn periode van arbeidsongeschiktheid allerhande werkzaamheden tegen betaling heeft verricht. Een van de klussen die werknemer via een ander bedrijf heeft opgepakt, had wat de afnemer betreft ook naar werkgeefster kunnen gaan. Het was de opdrachtgever niet duidelijk met wie hij uiteindelijk zaken deed. Werkgeefster is erin geslaagd te bewijzen dat zij omzetverlies heeft geleden. Dit bedrag, ter omvang van € 9.545,75, wordt toegewezen. Werknemer wordt in de gelegenheid gesteld tegenbewijs te leveren.