Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Havenbedrijf Rotterdam N.V.
Gerechtshof Den Haag (Locatie Den Haag), 26 november 2024
ECLI:NL:GHDHA:2024:2139
Werknemer heeft in strijd met de cao overuren geschreven, waardoor werkgeefster een bedrag van € 85.948,87 bruto onverschuldigd heeft betaald.

Feiten

Werknemer is van 1 januari 1980 tot 20 februari 2020 in dienst geweest van het Havenbedrijf Rotterdam N.V. (hierna: het Havenbedrijf), laatstelijk in de functie van assistent-assetmanager. Op de arbeidsovereenkomst van werknemer was van toepassing de Cao Havenbedrijf (hierna: de cao). In de cao is in artikel 1 de definitie opgenomen van ‘overwerk’. In 2018 en 2019 heeft werknemer door middel van het invullen van tijdbrieven overuren geschreven en uitbetaald gekregen. Het gaat over 2018 om een bedrag van € 43.902,97 bruto en over 2019 een bedrag van € 55.761,98 bruto. Bij brief van 14 februari 2020 heeft het Havenbedrijf werknemer met onmiddellijke ingang op non-actief gesteld en een onderzoek ingesteld naar de grote hoeveelheid overuren die werknemer onder meer in 2018 en 2019 heeft geschreven en gedeclareerd, zonder daarvoor het (schriftelijke) akkoord van zijn leidinggevende te hebben ontvangen. Werknemer heeft verklaard dat hij (extra) overuren had genoteerd, nadat zijn leidinggevende de eerder ingevulde tijdbrief voor akkoord had ondertekend. Hij gaf echter aan geen kwaad te zien in zijn handelen, omdat hij voor die uren wel prestaties – fotowerkzaamheden in opdracht van de afdeling Communicatie – zou hebben verricht. Op 20 februari 2020 is werknemer op staande voet ontslagen. Dit is door het Havenbedrijf per brief van 21 februari 2020 aan werknemer bevestigd. Uit nader onderzoek zou zijn gebleken dat de afdeling Communicatie werknemer geen formele opdracht heeft gegeven om fotowerkzaamheden buiten zijn normale werktijden te verrichten. Nadien is eveneens gebleken dat werknemer ook uren heeft geschreven voor het sleutelen aan brommers. Het Havenbedrijf heeft onder meer gevorderd voor recht te verklaren dat het een bedrag van € 99.664,95 bruto onverschuldigd heeft betaald aan werknemer. Bij het eindvonnis van 4 februari 2022 heeft de kantonrechter in essentie de vorderingen van Havenbedrijf in conventie toegewezen, zij het voor een bedrag van € 85.948,87 bruto en de vorderingen van werknemer in reconventie afgewezen. Werknemer komt hier in hoger beroep tegen op.

Oordeel

In de cao is bepaald dat er sprake is van overwerk als de werknemer in opdracht van de werkgever werkzaamheden verricht buiten de feitelijke (overeengekomen) arbeidsduur. Het debat spitst zich dan ook toe op de vraag of het Havenbedrijf opdracht heeft gegeven om overwerk te verrichten. Naar het oordeel van het hof dient voor het in het geding zijnde overwerk alleen te worden gekeken naar de fotowerkzaamheden. Het hof stelt voorop dat niet in geschil is dat werknemer al dan niet op verzoek van de communicatieafdeling van het Havenbedrijf met regelmaat foto’s maakte. De vraag is echter wel of hij daarvoor overwerk mocht schrijven. Op het Havenbedrijf rusten de stelplicht en de bewijslast ten aanzien van de onverschuldigdheid van de betaling van het bedrag van € 99.664,95. Dat geldt dus ook voor de feiten en omstandigheden waaruit deze onverschuldigdheid volgt. Dat neemt niet weg dat het op de weg ligt van werknemer om goed te onderbouwen dat er wel sprake was van overwerk. Het gaat hier om een extreme hoeveelheid overuren. Daar moet een goede verklaring voor zijn te geven. Het Havenbedrijf heeft concreet onderbouwd wat de achtergrond was van het feit dat werknemer fotowerkzaamheden heeft verricht. Het ging om een goede en alternatieve invulling van de werkzaamheden voor werknemer , die om – kort gezegd – medische redenen niet in staat was zijn bedongen werkzaamheden volledig te verrichten. Hiervan is bewijs geleverd aan de hand van de verklaring van de leidinggevende en de bevestiging van gemaakte afspraken ter zake. Het Havenbedrijf heeft tevens onderbouwd dat er geen opdracht voor overwerk is gegeven. Dit doet het met de verklaring van de leidinggevende. Ook is gewezen op de e-mail van 13 april 2018 van mevrouw X , waaruit kan worden afgeleid dat het eigenlijke werk van werknemer voorging op de fotowerkzaamheden. Werknemer heeft in hoger beroep niet goed toegelicht hoe de communicatieafdeling dan wel de leidinggevende aan hem dan toch een of meer opdrachten voor overwerk heeft gegeven. Tegenbewijs is hier dus niet aan de orde. De leidinggevende heeft verklaard dat hij de in het geding zijnde uren niet had geaccordeerd en verder – impliciet – dat werknemer erkende dat hij die uren steeds achteraf had bijgeschreven. Het systeem ten aanzien van het overwerk was dat de leidinggevende de tijdbrieven met daarop het overwerk accordeert. In dit geval heeft werknemer stelselmatig achteraf overwerk bijgeschreven. Dat was dus voor de leidinggevende niet zichtbaar. Deze handelwijze van werknemer kan het Havenbedrijf dus niet worden tegengeworpen. En daarmee ook niet dat er geen systeem was waarin deze handelwijze niet kon voorkomen. Het hof verwerpt de stelling dat het Havenbedrijf niet heeft voldaan aan zijn klachtplicht, omdat dit niet inzichtelijk is uitgewerkt. De slotsom is dat het hoger beroep faalt.