Rechtspraak
Feiten
Werknemer is op 25 januari 2021 voor bepaalde tijd van zeven maanden in dienst getreden van Ajisen Europe B.V. (hierna: Ajisen) in de functie van administratief medewerker. Op 15 juli 2021 is de arbeidsovereenkomst met ingang van 15 augustus 2021 verlengd met zeven maanden tot 24 maart 2022. Op 14 maart 2022 is werknemer op staande voet ontslagen. Werknemer heeft berust in dat ontslag. In eerste aanleg is Ajisen veroordeeld om aan werknemer te betalen het loon met wettelijke verhoging en wettelijke rente over de periode van 1 maart 2022 tot en met 13 maart 2022, een vergoeding wegens onregelmatige opzegging, een transitievergoeding en een billijke vergoeding. Tegen deze beschikking is geen hoger beroep ingesteld. Ajisen heeft in reconventie, na vermindering van eis, gevorderd dat de kantonrechter werknemer veroordeelt aan haar te betalen een bedrag van € 3.985,31, te vermeerderen met wettelijke rente, en de proceskosten. De hoofdsom ziet op te veel uitbetaald salaris vanwege een bij het ontslag gebleken groot negatief verlofsaldo. De kantonrechter heeft in reconventie de vorderingen van Ajisen afgewezen. In principaal hoger beroep vordert Ajisen dat het hof het bestreden vonnis vernietigt, de vorderingen van werknemer alsnog afwijst en de vorderingen van Ajisen alsnog toewijst tot een (verminderd) bedrag van € 3.755,54 bruto.
Oordeel
Ajisen baseert haar vordering op de stelling dat zij werknemer loon heeft betaald over werkdagen waarop hij niet heeft gewerkt, en dat sprake is van een groot aantal zogenoemde minuren. In eerste aanleg heeft Ajisen dit aangeduid als een aantal te veel opgenomen vakantie-uren. De kantonrechter heeft de vordering van Ajisen ter zake van te veel betaald loon afgewezen omdat (a) Ajisen tijdens het dienstverband werknemer nooit heeft aangesproken op een teveel aan opgenomen vakantie-uren en dat het aan Ajisen is te wijten dat een stuwmeer aan minuren is ontstaan en (b) de kwestie van de te veel uitbetaalde vakantie-uren ook reeds onderdeel was geweest van de ontslagzaak. Daardoor past het volgens de kantonrechter niet eenzelfde tegenvordering thans bij wijze van reconventionele vordering in te stellen. Met grief 1 betoogt Ajisen dat werknemer 49,25 dagen (374,30 uren) te weinig heeft gewerkt en dat het daarmee corresponderende (betaalde) loon moet worden terugbetaald. Aan werknemer kan volgens het hof worden toegegeven dat de kantonrechter in de ontslagzaak de vordering van Ajisen tot betaling van het saldo van te veel opgenomen vakantie-uren heeft afgewezen omdat werknemer die vordering gemotiveerd had betwist en Ajisen had nagelaten haar vordering deugdelijk te onderbouwen. De beschikking in die zaak heeft inmiddels kracht van gewijsde. Het hof stelt voorop dat in een zaak als deze van Ajisen mag worden verwacht gestructureerd toe te lichten, aan de hand van een te volgen redeneertrant, waarop de vordering feitelijk is gebaseerd en deze toelichting te onderbouwen. Daaraan ontbreekt het voor een belangrijk deel in deze zaak. Een en ander is vooral ‘van de hak op de tak’ toegelicht. Dat heeft tot gevolg dat het oordeel van het hof daarover ook minder toegankelijk leest. De grondslag voor het saldo aan te weinig gewerkte dagen is ook niet duidelijk geworden. Grief 2 ziet op de vordering van werknemer in eerste aanleg in conventie. Met deze grief betoogt Ajisen dat onduidelijk is waarom de kantonrechter uitkomt op een saldo van vijf verlofuren ter hoogte van € 57,70, maar 13,8 uren ter hoogte van € 159,60 toekent. Werknemer voert aan dat deze grief opgaat omdat hij aanspraak maakt op het bedrag van € 57,70 bruto. Deze grief slaagt derhalve.