Rechtspraak
Rechtbank Gelderland (Locatie Nijmegen), 19 juni 2024
ECLI:NL:RBGEL:2024:9373
Feiten
Werknemer is op 1 augustus 2018 in dienst getreden bij werkgeefster als projectleider met een salaris van € 5.357,32 bruto per maand, exclusief emolumenten. Sinds 8 oktober 2020 is werknemer arbeidsongeschikt. Het UWV heeft vastgesteld dat werkgeefster niet aan haar re-integratieverplichtingen heeft voldaan, waardoor zij verplicht het loon heeft moeten doorbetalen tot 5 oktober 2023.
Bij vonnis van 26 oktober 2023 is werkgeefster veroordeeld tot betaling van achterstallig salaris en 70% van het reguliere salaris (€ 3.750,12 bruto per maand) vanaf 1 juli 2023. Op 12 december 2023 heeft werkgeefster een ontslagvergunning aangevraagd bij het UWV wegens langdurige arbeidsongeschiktheid. Op 11 januari 2024 heeft het UWV hier toestemming voor verleend. Op 26 januari 2024 heeft werkgeefster het ontslag schriftelijk bevestigd.
De gemachtigde van werknemer heeft werkgeefster op 9 februari 2024 gewezen op een onregelmatige opzegging door het niet in acht nemen van de opzegtermijn en heeft verzocht om betaling van de gefixeerde schadevergoeding, wettelijke transitievergoeding en openstaande verlofdagen. Werkgeefster heeft aangegeven niet de bedoeling te hebben gehad om voortijdig op te zeggen en heeft aangegeven dit te willen herstellen. Werknemer heeft op 1 maart 2024 desondanks aangegeven niet in te stemmen met herstel, en heeft de verzochte betalingen opnieuw geëist. Werknemer heeft de kantonrechter verzocht werkgeefster te veroordeling tot betaling van een transitievergoeding van € 11.776,73 bruto, met een deugdelijke bruto/nettospecificatie, gefixeerde schadevergoeding van € 24.215,04 bruto voor de periode van onregelmatige opzegging, inclusief een specificatie, een vergoeding voor niet opgenomen vakantiedagen van € 21.516,88 bruto, en incassokosten van € 1.302,58 (excl. btw).
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt. Ten aanzien van de transitievergoeding en de vergoeding voor opgebouwde maar niet-genoten vakantiedagen is vastgesteld dat werkgeefster deze inmiddels heeft uitbetaald. Hierdoor heeft werknemer geen belang meer bij deze verzoeken, die daarom worden afgewezen. Aangezien de betalingen echter te laat zijn verricht, heeft werknemer recht op de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de dag van opeisbaarheid tot de dag van volledige betaling.
Vanwege de onregelmatige opzegging heeft werknemer recht op een gefixeerde schadevergoeding van € 24.215,04 bruto. Dit bedrag is gebaseerd op het overeengekomen loon, inclusief vakantiegeld en eindejaarsuitkering. De poging van werkgeefster om de fout te herstellen en het beroep op matiging worden afgewezen. Ten aanzien van de buitengerechtelijke incassokosten heeft werknemer deze voldoende onderbouwd. Hoewel werkgeefster bezwaar heeft gemaakt en heeft aangevoerd dat de vakbond hierbij betrokken was, is dit niet relevant voor de toewijsbaarheid van de kosten. De gevorderde € 1.302,58 wordt echter gematigd en vastgesteld op € 1.017,15 exclusief btw, in overeenstemming met het wettelijke tarief dat hoort bij het toegewezen bedrag van de gefixeerde schadevergoeding.