Rechtspraak
Feiten
Werknemer is sinds 14 oktober 2019 in dienst bij Apotheek Voorzorg B.V. in de functie van apotheekmedewerker bereidingen met een loon van € 2.459,77 per maand, exclusief vakantiegeld en onregelmatigheidstoeslag. In de voorgaande jaren is er sprake geweest van problemen en pestgedrag tussen werknemer en een aantal collega’s. Op 11 maart 2024 is werknemer mondeling aangesproken door zijn rechtstreeks leidinggevende vanwege een op 7 maart 2024 bij de bereiding van de medicijnen gemaakte ernstige fout. Werknemer stelt dat een collega de fout heeft gemaakt. Werknemer ondertekent het gespreksverslag niet. Na een emotioneel gesprek met zijn ploegleider vraagt werknemer een gesprek aan met de directeur. Naar aanleiding van dit gesprek heeft de directeur onderzoek gedaan naar, volgens Apotheek Voorzorg, door werknemer geuite beschuldigingen over intimiderend gedrag van leidinggevenden en collega’s jegens hem. Dit onderzoek vond plaats in de vorm van raadpleging van het personeelsdossier, overleg met de bedrijfsarts en het voeren van gesprekken met alle betrokkenen in verschillende samenstellingen. Er volgt opnieuw een incident. Werknemer zegt zich ziek te hebben willen melden, terwijl Apotheek Voorzorg aangeeft dat hij om verlof heeft gevraagd. Na afloop van een gesprek is werknemer met behoud van loon geschorst tot 20 maart 2024. Op 20 maart 2024 vindt er weer een gesprek plaats waarbij de emoties hoog oplopen. Daarom is er een time-out afgesproken tot woensdag 27 maart afgesproken. Op 26 maart volgt een ziekmelding. Op advies van de Arboarts heeft mediation plaatsgevonden, maar zonder resultaat. Apotheek Voorzorg verzoekt de arbeidsovereenkomst te ontbinden vanwege verwijtbaar handelen. Als ontbinding op die grond niet wordt toegewezen, wordt verzocht om ontbinding op respectievelijk de e-, g- en de i-grond. Werknemer is van oordeel dat de ontbinding moet worden afgewezen omdat het incident van 7 maart 2024 ten onrechte in zijn schoenen wordt geschoven en hij daarom het verslag niet wenst te ondertekenen.
Oordeel
Geen sprake van een opzegverbod
Het verzoek om ontbinding van de arbeidsovereenkomst is gebaseerd op het onaanvaardbare gedrag van werknemer jegens collega’s en leidinggevenden. Werknemer heeft aangevoerd, zo begrijpt de kantonrechter, dat het gedrag dat hem wordt verweten – voor zover hij dit gedrag overigens niet heeft betwist – het gevolg is geweest van overspannenheid en burn-outklachten. Daarmee is volgens werknemer niet uit te sluiten dat de gronden voor het ontslag verband houden met zijn ziekte en is sprake van een ontslagverbod. De kantonrechter oordeelt als volgt. In beginsel kan niet worden uitgesloten dat het gedrag verband houdt met psychische klachten. Ook Apotheek Voorzorg heeft in haar reactie opgemerkt zich zorgen te maken over zijn psychisch welbevinden. Daarmee zou sprake zijn van een ontslagverbod. Apotheek Voorzorg heeft echter ook verwezen naar de eerdere gebeurtenissen in 2022 die te maken hadden met gedrag van werknemer. Gesteld noch gebleken is dat ook deze gedragingen het gevolg waren van psychische klachten. Daarmee heeft werkgeefster voldoende onderbouwd dat ook het huidige gedrag niet kan worden teruggevoerd op de psychische klachten van werknemer en daarom is er geen sprake van een opzegverbod.
De ontslaggronden
De kantonrechter is van oordeel dat de overige door Apotheek Voorzorg gestelde feiten en omstandigheden niet kwalificeren als (ernstig) verwijtbaar handelen of nalaten. Apotheek Voorzorg heeft haar stellingen op dit punt echter niet voldoende onderbouwd. Verder geeft Apotheek Voorzorg aan dat zij de grensoverschrijdende wijze waarop werknemer zijn leidinggevende heeft bejegend niet kan accepteren. Ook hier blijft het echter voornamelijk bij een niet deugdelijk onderbouwde stelling. Apotheek Voorzorg stelt dat de arbeidsverhouding op alle niveaus ernstig en duurzaam is verstoord. Volgens de kantonrechter kan wel worden aangenomen dat er sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding, waaraan Apotheek Voorzorg ook deel heeft, maar niet dat deze ernstig en duurzaam is. In het verzoek op de i-grond heeft Apotheek Voorzorg een combinatie van omstandigheden ten grondslag gelegd die volgen uit de g-grond. De gestelde verstoorde verhouding en de e-grond hebben geen dusdanige substantie dat voortzetting van het dienstverband in redelijkheid niet meer van Apotheek Voorzorg kan worden gevergd. Het verzoek van Apotheek Voorzorg wordt op alle gronden afgewezen.