Rechtspraak
Rechtbank Zeeland-West-Brabant (Locatie Breda), 27 november 2024
ECLI:NL:RBZWB:2024:9250
Feiten
Werkneemster is sinds 17 november 2014 in dienst bij werkgeefster in de functie van verkoopmedewerkster. Werkgeefster is een familiebedrijf met circa 400 werknemers dat tankstations en andere shopconcepten exploiteert. Werkgeefster stelt zich op het standpunt dat werkneemster al vanaf 2021 op onacceptabele wijze haar ongenoegen heeft geuit over diverse onderwerpen bij werkgeefster en verzoekt de arbeidsovereenkomst met werkneemster te ontbinden vanwege verwijtbaar handelen.
Oordeel
De kantonrechter is van oordeel dat werkneemster door de communicatie met werkgeefster zodanig verwijtbaar heeft gehandeld dat van werkgeefster in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Deze verwijtbaarheid ziet op een aantal onderdelen. Zo heeft werkneemster bij herhaling op oneigenlijke wijze druk gezet in een zakelijke discussie. Zij en haar echtgenoot proberen werkgeefster te laten instemmen met voorstellen door erop te wijzen dat er anders negatieve publiciteit zal volgen en rechtszaken zullen worden gestart. Ook heeft werkneemster anoniem e-mailberichten verstuurd over haar conflict met werkgeefster naar bijvoorbeeld BETA (de Belangenvereniging Tankstations). Dat is naar het oordeel van de kantonrechter allerminst de juiste wijze voor een werknemer om een geschil met een werkgever op te lossen. Voorts heeft de echtgenoot van werkneemster werkgeefster onder druk gezet door bij het (mede)ondertekenen van een geheimhoudingsbeding in een vaststellingsovereenkomst als voorwaarde te stellen dat werkgeefster hem een vergoeding zou betalen van € 10.000. Weliswaar heeft werkgeefster hieraan geen gehoor gegeven, maar dat neemt niet weg dat het doen van het voorstel naar het oordeel van de kantonrechter – in combinatie met de andere onderdelen – verwijtbaar handelen van werkneemster oplevert. De kantonrechter oordeelt het verder verwijtbaar om derden (valselijk) te betrekken bij een conflict tussen een werknemer en een werkgever. Zo schrijft werkneemster in een e-mailbericht van 12 maart 2024 aan werkgeefster dat zij werkgeefster na zorgvuldig overleg met de (externe) vertrouwenspersoon op de hoogte brengt van een aantal gebeurtenissen. Uit een bericht van de vertrouwenspersoon van de dag daarna blijkt echter dat zij onaangenaam verrast is door voormeld bericht van werkneemster. Volgens de vertrouwenspersoon noemt werkneemster haar naam in een context die niet correct is. Tot slot weegt voor de kantonrechter mee dat werkneemster in haar verweerschrift informatie heeft opgenomen over het (proces)verloop en de inhoud van de mediation die tussen partijen heeft plaatsgevonden. De kantonrechter laat de betreffende passages en stukken buiten beschouwing, gelet op de vertrouwelijkheid van de mediation, maar dit neemt niet weg dat deze handelwijze van werkneemster bijdraagt aan de verwijtbaarheid zijdens werkneemster die werkgeefster aan het ontbindingsverzoek ten grondslag legt. Al met al is sprake van een voldragen e-grond. Ontbinding van de arbeidsovereenkomst volgt. Van ernstig verwijtbaar handelen is geen sprake, zodat werkneemster wel recht heeft op de transitievergoeding van € 8.252 bruto.