Rechtspraak
Rechtbank Zeeland-West-Brabant (Locatie Tilburg), 27 februari 2025
ECLI:NL:RBZWB:2025:1551
Feiten
Werknemer is sinds 1 oktober 2018 in dienst bij werkgever als heftruckchauffeur. Medio 2024 bestond bij werkgever het vermoeden dat via de nooduitgang in het magazijn - waar de eindproductie is opgeslagen – dozen van deelpallets werden weggenomen. Werkgever heeft daarom het onderzoeksbureau Risc & Fraud Investigations BV (hierna: het onderzoeksbureau) ingeschakeld die op verschillende plekken in het magazijn en bij de nooduitgang camera’s heeft aangebracht. Op 12 augustus 2024 heeft het onderzoeksbureau verslag uitgebracht aan werkgever over een incident op 9 augustus 2024. Uit het verslag van het onderzoeksbureau volgt dat werknemer die dag samen met een collega dertien dozen met Ritualsproducten van een deelpallet in een Landrover heeft geplaatst die rond 18.01 uur van het terrein van werkgever is vertrokken. Werkgever heeft werknemer uitgenodigd voor een gesprek dat op 13 augustus 2024 op het kantoor van werkgever heeft plaatsgevonden. Werknemer heeft in dat gesprek erkend de goederen op 9 augustus 2024 te hebben weggenomen en erkend dat dit de afgelopen maanden vaker is gebeurd. Bij brief van 13 augustus 2024 heeft werkgever werknemer op staande voet ontslagen omdat hij (kort gezegd) op 9 augustus 2024 zonder toestemming van werkgever goederen van werkgever heeft ontvreemd. Op 28 augustus 2024 heeft werkgever een Poolse vertaling van de brief van 13 augustus 2024 aan werknemer gestuurd. Werkgever verzoekt onder andere om een verklaring voor recht dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven en werknemer onrechtmatig heeft gehandeld jegens werkgever.
Oordeel
De kantonrechter overweegt dat de gedraging onder de gegeven omstandigheden een dringende reden oplevert voor een ontslag op staande voet. In een verklaring van werknemer – die het onderzoeksbureau heeft opgemaakt en werknemer heeft ondertekend – staat dat hij op 9 augustus 2024 met een collega dertien dozen met Ritualsproducten van een pallet naar de uitgang heeft gebracht. De collega heeft in lijn daarmee verklaard dat werknemer heeft meegeholpen met het inladen van dozen met Ritualsproducten in de auto van de collega. Dit is ook in lijn met de beelden die ter zitting zijn getoond. Op die beelden is te zien dat werknemer de seal met een topvel van de pallet afhaalt die de collega ervoor met de heftruck richting de nooduitgang had gereden en werknemer en de collega vervolgens de dozen van de pallet naar buiten dragen en de collega die in de auto zet. Het voorgaande levert voldoende bewijs op dat werknemer heeft meegewerkt aan ontvreemding van goederen van werkgever en dat daardoor sprake is van een dringende reden. Ter zitting heeft werknemer aangevoerd dat hij niet wist dat het dozen Ritualsproducten waren en dacht dat het gekochte dozen als “snoepje van de maand” waren, maar dit heeft hij op geen enkele wijze onderbouwd. Dit valt ook niet te rijmen met het feit dat het een met plastic gesealde pallet betrof met een etiket. Hierdoor wordt ervan uitgegaan dat werknemer wist dat sprake is van dozen met producten die nog door werkgever werden verkocht. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat sprake is van een dringende reden. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal de door werkgever verzochte verklaring voor recht dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven worden toegewezen. Werknemer moet de gefixeerde schadevergoeding aan werkgever uitbetalen ter hoogte van € 4.529,03 bruto. Werkgever verzoekt voor recht te verklaren dat werknemer onrechtmatig heeft gehandeld jegens hem. Dit verzoek is toewijsbaar wegens het medeplegen van diefstal/verduistering op 9 augustus 2024. Werknemer wist bij het meehelpen met het verplaatsen van de dozen met Ritualsproducten naar de Landrover dat deze van het terrein van werkgever af zouden gaan. Hierdoor is schade aan werkgever toegebracht. Werknemer moet een bedrag van € 5.927,40 aan onderzoekskosten en een bedrag van € 913,80 aan advocaatkosten aan werkgever betalen.