Naar boven ↑

Rechtspraak

De staat der Nederlanden/werknemer
Rechtbank Oost-Brabant (Locatie Eindhoven), 4 april 2025
ECLI:NL:RBOBR:2025:2040
Ontbinding arbeidsovereenkomst op de e-grond voor Inspecteur ILT (met boa-bevoegdheden) wegens misbruik van zijn bevoegdheid en handelen in strijd met de Ambtenarenwet en de Gedragscode Integriteit Rijk. Transitievergoeding wordt door de kantonrechter met toepassing van artikel 7:673 lid 8 BW op een derde vastgesteld.

Feiten

Werknemer is sinds 1 juni 2006 werkzaam bij het huidige Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, laatstelijk bij de Inspectie Leefomgeving en Transport (hierna: ILT) als senior inspecteur gevaarlijke stoffen wegvervoer. Voor het uitvoeren van zijn functie bezit werknemer de bevoegdheden van een buitengewoon opsporingsambtenaar (boa). Op de arbeidsovereenkomst is de Ambtenarenwet 2017 en de Gedragscode Integriteit Rijk van toepassing. Op 25 juli 2024 heeft werknemer bij aankomst op de ILT-locatie Zwijndrecht zijn dienstauto geparkeerd op de openbare weg. In de struiken bij de ILT-locatie heeft werknemer een aantal lachgascilinders zien liggen en hiervan heeft hij melding gedaan bij de baliemedewerker van zijn kantoor, die op zijn beurt melding daarvan heeft gedaan bij de gemeente Zwijndrecht, zodat deze konden worden opgeruimd. De handhaving van de gemeente Zwijndrecht heeft de lachgascilinders diezelfde dag opgehaald. Bij terugkeer bij zijn dienstauto diezelfde dag, zag werknemer dat hij een parkeerboete had ontvangen. Vervolgens is hij naar het gemeentehuis gereden en heeft hier contact gehad met onder anderen de boa die de parkeerboete heeft uitgeschreven. Op 29 juli 2024 heeft de teamleider Toezicht en Handhaving van de gemeente Zwijndrecht een klacht ingediend tegen werknemer omdat hij – kort samengevat - op intimiderende wijze heeft geprobeerd een parkeerbekeuring ongedaan te maken door misbruik te maken van zijn functie. Op 8 augustus 2024 zijn medewerkers van de gemeente Zwijndrecht gehoord in het kader van de klachtenprocedure ILT. Werknemer is op 4 september 2024 gehoord. De klacht is op 18 september 2024 gegrond verklaard. Op 4 september 2024 is werknemer geschorst. ILT heeft op 2 december 2024 aangifte gedaan tegen werknemer van chantage en van een vermoeden van een strafbaar feit. ILT verzoekt de kantonrechter om de arbeidsovereenkomst te ontbinden op primair de e-grond, subsidiair de g-grond, meer subsidiair de h-grond en nog meer subsidiair de i-grond.

Oordeel

E-grond

De kantonrechter oordeelt dat er in dit geval een redelijke grond aanwezig is voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Uit de verklaringen van de medewerkers van de gemeente Zwijndrecht komt een ander beeld naar voren dan werknemer schetst. De verbalisant die de parkeerboete uitschreef, heeft onder meer verklaard dat werknemer bij hun confrontatie op het gemeentehuis meerdere malen schreeuwend en dreigend aan hem te kennen gaf dat de parkeerboete uit het systeem moest worden gehaald en dat hij anders een bekeuring van werknemer zou krijgen voor het onveilige vervoer van de lachgaslinders. Werknemer was daarbij verbaal agressief en kwam intimiderend en bedreigend over. Die gang van zaken wordt grotendeels bevestigd door twee andere medewerkers van de gemeente Zwijndrecht die ter plekke waren. De kantonrechter heeft geen aanleiding aan de juistheid van deze verklaringen, die op essentiële punten consistent zijn, te twijfelen. De door hen beschreven gang van zaken sluit ook aan bij de toelichting van werknemer zelf. Hij is direct nadat hij constateerde dat een parkeerboete was uitgeschreven naar het gemeentehuis gereden, met het kennelijke doel zich daarover bij de uitschrijvende verbalisant te beklagen. Toen hij niet direct de medewerking kreeg die hij verwachtte en geagiteerd raakte door in de zijn ogen formalistische benadering bij de receptie, heeft hij zijn eigen toezichthouderschap als ILT-inspecteur gebruikt om in contact te komen met de desbetreffende verbalisant. De beveiliger met wie werknemer het eerste contact had, heeft verklaard dat de lichaamstaal van werknemer agressief en intimiderend was. Met die gemoedstoestand is werknemer kennelijk het gesprek met de verbalisant aangegaan. Op grond van de hiervoor besproken verklaringen in combinatie met de toelichting van werknemer zelf neemt de kantonrechter aan dat werknemer zijn autoriteit en bevoegdheid van ILT-inspecteur heeft ingezet om de uitgeschreven parkeerboete ongedaan te maken. Hij heeft daarmee, zoals ILT terecht heeft gesteld, in ernstige mate misbruik gemaakt van zijn bevoegdheid en in strijd gehandeld met de Ambtenarenwet en de Gedragscode Integriteit Rijk. Werknemer heeft met die integriteitsschending naar het oordeel van de kantonrechter ernstig verwijtbaar gehandeld. Juist van een ervaren ILT-inspecteur en (beëdigd) bijzonder opsporingsambtenaar wordt verwacht dat hij integer handelt en bevoegdheden alleen inzet waarvoor die gegeven zijn. Daar komt bij dat werknemer niet of nauwelijks inzicht heeft getoond in de onjuistheid van zijn handelen. Dat ILT de arbeidsovereenkomst op die grond wenst te beëindigen is dan ook begrijpelijk temeer, nu zich ook in 2019 een vergelijkbaar incident heeft voorgedaan. Persoonlijke omstandigheden veranderen dat oordeel niet. De conclusie is dat de kantonrechter het ontbindingsverzoek van ILT zal toewijzen op de primair aangevoerde grondslag.

Transitievergoeding

Op grond van artikel 7:673 lid 7 onder c BW is een transitievergoeding niet verschuldigd indien het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer. De kantonrechter ziet aanleiding met toepassing van artikel 7:673 lid 8 BW van deze regel af te wijken. Daarbij neemt de kantonrechter in aanmerking dat werknemer al in 2002 in dienst is getreden bij de overheid en sinds 2006 als ‘senior inspecteur gevaarlijke stoffen wegvervoer’ bij ILT werkzaam is. Werknemer heeft bijna 20 jaar voor ILT gewerkt en heeft tot vorig jaar een vrijwel smetteloos dienstverband achter de rug. De kantonrechter zal bepalen dat ILT aan werknemer een derde (1/3) van de voor hem geldende transitievergoeding verschuldigd is. Partijen gaan beide uit van een (volledige) transitievergoeding van € 53.789,88 bruto, zodat de toe te kennen vergoeding wordt vastgesteld op € 17.929,96 bruto.