Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/MR Expeditie B.V.
Rechtbank Limburg (Locatie Roermond), 19 maart 2025
ECLI:NL:RBLIM:2025:2555
Werknemer op staande voet ontslagen vanwege het fingeren van klantbezoeken. Dat werknemer de bezoeken fingeerde uit vrees voor MR Expeditie B.V., doet niet af aan de rechtsgeldigheid van het ontslag op staande voet. De verzoeken van werknemer worden grotendeels afgewezen.

Feiten

Werknemer is op 14 september 2020 in dienst getreden bij MR Expeditie B.V. (hierna: MR). Op 15 november 2024 is werknemer op staande voet ontslagen. Uit de ontslagbrief volgt dat werknemer is ontslagen vanwege het fingeren van klantbezoeken, waardoor er een volledige vertrouwensbreuk aan de kant van MR is ontstaan. Werknemer verzoekt in het incident een veroordeling van MR tot betaling van salaris. In de hoofdzaak geldt dat werknemer zijn verzoek tot vernietiging van het ontslag op staande voet heeft ingetrokken. Werknemer verzoekt daarom de transitievergoeding, gefixeerde schadevergoeding en een billijke vergoeding van € 449.486,86. Werknemer erkent de klantbezoeken te hebben gefingeerd. Werknemer voert echter aan dat die gedraging niet ernstig genoeg is voor ontslag op staande voet, dat het beginsel van hoor en wederhoor geschonden is en dat de gedragingen waren ingegeven door de vrees van werknemer voor ontslag en dat dit aan MR te wijten is. MR voert verweer en stelt dat de verzoeken moeten worden afgewezen. Als voorwaardelijk tegenverzoek verzoekt MR ontbinding van de arbeidsovereenkomst op de e-grond en subsidiair de g-grond.

Oordeel

De kantonrechter oordeelt als volgt. Het liegen over de klantbezoeken en het opmaken van de bijbehorende bezoekverslagen is onder omstandigheden ernstig genoeg voor een ontslag op staande voet. MR moet erop kunnen vertrouwen dat werknemer zijn taken ook daadwerkelijk uitvoert. Werknemer heeft een senior functie, het kan niet de bedoeling zijn dat MR werknemer moet controleren. Dat er achter de gedragingen van werknemer geen financieel oogmerk zat, doet hier niets aan af. Het beroep van werknemer dat MR in strijd met het beginsel van hoor en wederhoor heeft gehandeld kan niet slagen. MR heeft betwist dat het ontslaggesprek slechts vijf minuten heeft geduurd. Bovendien heeft MR onweersproken gesteld dat zij werknemer de kans heeft gegeven om zijn handelen uit te leggen, maar heeft werknemer na de confrontatie meteen erkend wat hij had gedaan. Werknemer voert eveneens aan dat hij bezweken is onder de (prestatie)druk van MR. De kantonrechter is van oordeel dat MR de stellingen van werknemer voldoende heeft weerlegd. Dat betekent dat niet is komen vast te staan dat de combinatie van een hoog personeelsverloop, het behulpzame karakter van werknemer en de verhoging van de persoonlijke doelen ertoe heeft geleid dat werknemer ontzettend veel prestatiedruk en stress ervoer. In het geval de stelling van werknemer wel zou komen vast te staan, betekent dit nog niet dat het verzinnen van klantbezoeken en het opmaken van bezoekverslagen geen verwijtbaar handelen oplevert. Zelfs indien de door werknemer ervaren prestatiedruk en stress bij MR bekend was en zij hier onvoldoende mee had gedaan, is het handelen van werknemer niet te rechtvaardigen. De gedragingen zijn werknemer dan ook te verwijten. Ook heeft werknemer aangegeven dat hij in andere branches ervaring heeft, waardoor de kantonrechter het niet aannemelijk acht dat werknemer geen nieuwe baan kan vinden. Het ontslag op staande voet is rechtsgeldig gegeven. MR heeft op de eindafrekening van werknemer verrekend tot voorbij het minimumloon. Omdat dit niet is toegestaan wordt MR veroordeeld tot betaling van de eindafrekening tot de hoogte van de voor werknemer geldende beslagvrije voet. De transitievergoeding wordt niet toegewezen. Het verzoek van werknemer tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding wordt evenmin toegewezen. Werknemer heeft verzocht dat MR geen vordering heeft uit hoofde van de autoleaseovereenkomst. Nu partijen een overeenkomst hebben gesloten op basis waarvan MR de afkoopcompensatie in rekening kan brengen, wordt het verzoek afgewezen. Omdat onvoldoende duidelijk was voor werknemer welk bedrag hij gehouden zou zijn te betalen en de hoogte van de afkoopsom niet in verhouding met het salaris van werknemer staat, matigt de kantonrechter het bedrag van de afkoopsom. De verzochte verklaring voor recht dat MR geen vordering heeft uit hoofde van de fietsleaseovereenkomst wordt afgewezen. Det door werknemer verzochte vernietiging van het concurrentie- en relatiebeding slaagt niet. De kantonrechter oordeelt dat werknemer onvoldoende heeft onderbouwd dat hij door het beding onbillijk wordt benadeeld in verhouding tot het te beschermen belang van MR. Het door MR verzochte bedrag aan afkoopsom van de leasefiets, kosten van het schoonmaken van de leaseauto en de openstaande parkeerboete worden toegewezen. De proceskosten komen voor rekening van werknemer.