Rechtspraak
Feiten
Op 28 augustus 2018 hebben FNV Beveiliging, CNV Vakmensen en De Unie Security aan de ene kant, en I-Sec Nederland, G4S AS en Securitas Transport & Aviation Security aan de andere kant het zogenoemde Schiphol-akkoord gesloten, waarin afspraken zijn gemaakt over de arbeidsvoorwaarden van de beveiligers die werkzaam zijn op de luchthaven Schiphol (onderdeel Beveiliging Burgerluchtvaart). In het akkoord is een bepaling opgenomen over de arbeidsduur, waarin is bepaald dat de arbeidsduur op fulltime basis per 1 januari 2021 wordt verkort van 152 uur naar 148 uur per loonperiode en per 1 januari 2022 van 148 uur naar 144 uur per loonperiode. Deze bepaling is vervolgens overgenomen in artikel 98 van de Cao Particuliere Beveiliging (hierna: Cao PB), waarvan verschillende tekstversies bestaan. Per 1 januari 2023 is de verkorting van de arbeidsduur van 152 uur per loonperiode naar 144 uur per loonperiode ingevoerd voor alle werknemers die vallen onder de werkingssfeer van de cao. Tussen partijen is discussie ontstaan over de wijze waarop ten aanzien van de beveiligers op Schiphol uitvoering moet worden gegeven aan de afspraak in artikel 98 Cao PB in de jaren 2021 en 2022. Trigion Beveiliging B.V., I-Sec Nederland B.V., Securitas Transport & Aviation Security B.V., G4S Aviation Security B.V. en G4S Public Security B.V. (allen lid van de werkgeversorganisatie die partij is bij de Cao PB en hierna tezamen aangeduid als 'Trigion c.s.') hebben in die jaren aldus zogenoemde ‘Schiphol-uren’ (niet werken, wel aanspraak op loon) aan hun beveiligers toegekend (oftewel: verminderen van arbeidstijd met behoud van loon). Volgens FNV is daarmee feitelijk geen sprake van arbeidsduurverkorting, maar had Trigion c.s. het aantal contracturen per loonperiode moeten verminderen, hetgeen zou hebben geleid tot een stijging van het uurloon (wat ook per 1 januari 2023 voor alle werknemers is gebeurd). In eerste aanleg heeft de kantonrechter de vorderingen van FNV afgewezen. FNV heeft hoger beroep ingesteld met als doel dat de door haar gestelde uitleg voor de jaren 2021 en 2022 alsnog wordt gevolgd.
Oordeel
Het hof oordeelt als volgt. Bij uitleg van een cao-bepaling geldt de door de Hoge Raad ontwikkelde cao-norm. Die houdt in dat in beginsel de bewoordingen van de cao en van de eventueel daarbij behorende schriftelijke toelichting, gelezen in het licht van de gehele tekst van de overeenkomst, van doorslaggevende betekenis zijn. Op zich heeft FNV gelijk dat de tekst van artikel 98 Cao PB met zich zou brengen dat de arbeidsduur per loonperiode moet worden verminderd. Daar tegenover staat dat Bijlage 4 bij de cao de toepasselijke salarisschalen bevat, en dat deze bijlage in 2021 en 2022 ongewijzigd is gebleven ten aanzien van de Schipholmedewerkers (met 152 uur als fulltime-norm). Toen de arbeidsduurverkorting per 1 januari 2023 voor alle werknemers die onder het bereik van de Cao PB vielen is ingevoerd, is Bijlage 4 wel gewijzigd met vermelding van een arbeidsduur van 144 uur. Dit vormt een aanwijzing voor de door Trigion c.s. bepleite uitleg van artikel 98 Cao PB, te weten dat de in het kader van deze tijdelijke en voor een specifieke groep werknemers overeengekomen arbeidsduur verkorting objectief kenbaar bedoeld is als verkorting van de arbeidstijd (de Schipholmedewerkers minder uren te laten werken tegen hetzelfde periodeloon). Trigion c.s. heeft voorts onbestreden gesteld dat de maatregel van 2021 en 2022 een tijdelijke oplossing was op grond van het Schipholakkoord en dat over de sectorbrede afspraak die per 1 januari 2023 is ingevoerd, maandenlange uitvoeringsgesprekken tussen de cao-partijen hebben plaatsgevonden, juist omdat de invoering complex was en deze allerlei andere cao-bepalingen gebaseerd op arbeidsduur raakte. De tussenconclusie is dan ook dat het hof de uitleg van Trigion c.s. naar objectieve maatstaven de aannemelijkste vindt. Het hof volgt FNV niet in haar stelling dat sprake is van een onduidelijke bepaling zodat op grond van de ‘contra proferentem’-regel die onduidelijkheid voor Trigion c.s. moet komen. Tot slot oordeelt het hof dat het betoog van FNV dat de door Trigion c.s. gestelde uitleg zou neerkomen op een loonsverlaging onjuist is, nu binnen de uitleg van Trigion c.s. feitelijk juist geen sprake is van een loonsverlaging. De eindconclusie is dan ook dat het hoger beroep van FNV faalt en het vonnis van de kantonrechter wordt bekrachtigd.