Naar boven ↑

Rechtspraak

Intersafe Netherlands B.V./werkneemster
Rechtbank Rotterdam (Locatie Dordrecht), 27 mei 2020
ECLI:NL:RBROT:2020:5197
Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens ernstig verwijtbaar handelen van werknemer die meerdere malen grote aantallen zaken van werkgever heeft ontvreemd.

Feiten

Werknemer is op 8 april 2000 in dienst getreden bij Intersafe Netherlands B.V. (hierna: Intersafe), laatstelijk op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, waarbij hij leiding geeft aan een groep van zeventien magazijnmedewerkers. Op 4 december 2019 heeft Intersafe het bureau Hoffmann Bedrijfsrecherche (hierna: Hoffmann) ingeschakeld en opdracht gegeven om onderzoek te doen naar de vermissing van materialen uit het magazijn. Hoffmann heeft in overleg met Intersafe drie camera’s in het magazijn geplaatst. Werknemer heeft zich diverse keren buiten werktijd toegang tot het magazijn verschaft, waarbij er ook sprake was van een moment waarop hij wegens arbeidsongeschiktheid niet in staat was om te werken. Op vrijdag 6 maart 2020 is werknemer in een gesprek met medewerkers van Hoffmann geconfronteerd met het feit dat er aan de hand van geconstateerde voorraadverschillen in het magazijn van Intersafe een onderzoek is ingesteld naar het verdwijnen van goederen en is hij geconfronteerd met de bevindingen van Hoffmann. Werknemer heeft een verklaring ondertekend waarin onder meer staat dat werknemer goederen heeft gestolen. Intersafe heeft werknemer op 6 maart 2020 direct geschorst en hem de toegang tot zijn werkzaamheden en het bedrijfspand ontzegd. Intersafe verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst op de e-grond.

Oordeel

Nu vast staat dat werknemwe meerdere malen grote aantallen zaken van Intersafe heeft ontvreemd en in beginsel reeds een enkele diefstal door een werknemer als ernstig verwijtbaar handelen in de zin van artikel 7:699 lid 3 sub e BW moet worden aangemerkt waarbij werknemer bovendien een voorbeeldfunctie heeft als teamleider, zal de door Intersafe gevorderde ontbinding van de arbeidsovereenkomst op de primaire grond worden toegewezen. Nu de ontbinding het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van werknemer zal, op grond van het bepaalde in artikel 7:671b lid 8 sub b BW, bij het bepalen van de einddatum geen rekening worden gehouden met de opzegtermijn. De arbeidsovereenkomst zal dan ook worden ontbonden met ingang van 1 juni 2020. Om dezelfde reden zal op grond van het bepaalde in artikel 7:673 lid 7 sub c BW geen transitievergoeding worden toegekend. De door Intersafe gevorderde schade wegens het verdwijnen van de materialen houdt onvoldoende direct verband met het ontbindingsverzoek en deze vordering is door werknemer bovendien uitdrukkelijk betwist. Gelet op de aard van de onderhavige procedure kan deze vordering dan ook niet eenvoudig worden beoordeeld. Deze vordering zal in deze procedure dan ook niet worden behandeld en wordt derhalve afgewezen. Dat werknemer als gevolg van deze schorsing geen werkzaamheden kan verrichten valt in de risicosfeer van Intersafe als werkgever en komt dan ook voor haar rekening. Intersafe is dan ook op grond van het bepaalde in artikel 7:628 lid 1 BW gehouden tot doorbetaling van het loon tot aan de datum van ontbinding. De omstandigheid dat de behandeling van het verzoek als gevolg van het uitbreken van het coronavirus mogelijk vertraging op zou kunnen leveren is niet aan te merken als een exceptionele omstandigheid die voor rekening en risico van werknemer dient te komen. Het door werknemer gevorderde loon over de periode van 1 april 2020 tot aan de datum van ontbinding van de overeenkomst zal dan ook worden toegewezen.