Rechtspraak
Feiten
Nadat werknemer in de periode van 2 december 2014 tot 30 juni 2015 op basis van een uitzendovereenkomst werkzaam was bij werkgeefster, is hij op 1 juni 2015 bij werkgeefster in dienst getreden op basis van een arbeidsovereenkomst. De arbeidsovereenkomst bevat een studiekostenbeding. Op 30 september 2018 is de arbeidsovereenkomst op initiatief van werknemer beëindigd. Werkgeefster heeft een eindafrekening opgemaakt ter zake van het nog aan werknemer verschuldigde loon ten bedrage van € 3.720,11 netto. Op 31 oktober 2018 heeft werkgeefster aan werknemer een aparte afrekening verzonden ter zake van de terugbetaling van studiekosten ten bedrage van € 3.558,68. Werkgeefster heeft op 1 november 2018 een bedrag van € 1.831,52 netto aan werknemer betaald. Werknemer vordert veroordeling van werkgeefster tot betaling van het restant van de eindafrekening. Werkgeefster erkent dat zij een bedrag van € 1.888,59 netto aan werknemer onbetaald heeft gelaten, maar voert aan dat zij dit bedrag niet hoeft te betalen omdat zij dit kon verrekenen met de door werknemer terug te betalen studiekosten.
Oordeel
De standpunten van partijen lopen uiteen over de rechtsgeldigheid van het studiekostenbeding. Verder verschillen zij van mening over de uitleg die aan het studiekostenbeding moet worden gegeven en de wijze van verrekening van de opleidingskosten. Tot slot is in geschil of werknemer de boete ingevolge het nevenwerkzaamhedenbeding in de arbeidsovereenkomst aan werkgeefster verschuldigd is. Over voornoemde aspecten bestaat in dit stadium een aantal vraagpunten. Over de verrekening van de door werkgeefster ontvangen subsidie voor de opleidingskosten overweegt de kantonrechter verder dat vooralsnog niet gebleken is dat partijen zijn overeengekomen dat deze subsidie in mindering strekt op een eventuele terugbetalingsverplichting van werknemer. Voorts vergt het door werknemer gevorderde bedrag van € 2.897,78 een nadere toelichting, omdat dit bedrag in het lichaam van de dagvaarding tevens de wettelijke verhoging omvat en in het petitum van de dagvaarding de wettelijke verhoging afzonderlijk wordt gevorderd. De slotsom is dat werknemer in de gelegenheid zal worden gesteld om een conclusie van repliek te nemen. Werkgeefster wordt vervolgens in de gelegenheid gesteld om een conclusie van dupliek te nemen. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.