Rechtspraak
Appellant heeft de Griekse nationaliteit en heeft een gedeeltelijk Duits en een gedeeltelijk Nederlands arbeidsverleden. Appellant woont en werkt met onderbrekingen vanaf 30 januari 1989 tot en met 31 augustus 2007 in Nederland en is aldaar publiekrechtelijk verzekerd tegen arbeidsongeschiktheid. Daarna verhuist appellant naar Duitsland en vraagt daar in 2011 een arbeidsongeschiktheidsuitkering aan, die wordt afgewezen omdat hij niet lang genoeg in Duitsland premies heeft betaald. Appellant wordt doorgezonden naar Nederland om aldaar een arbeidsongeschiktheidsuitkering aan te vragen. UWV weigert appellant een WIA-uitkering toe te kennen, omdat hij naar Nederlands nationaal recht niet verzekerd is tegen het risico van arbeidsongeschiktheid. Daarnaast heeft appellant volgens UWV geen recht op een Nederlandse arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (Vo. 883/2004), omdat niet gebleken is dat hij ten tijde van de aanvang van de arbeidsongeschiktheid in Duitsland verzekerd was tegen het risico van arbeidsongeschiktheid en hij ook uit Duitsland geen arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt. Hiertegen stelt appellant bezwaar en beroep in, hetgeen ongegrond wordt verklaard. In hoger beroep stelt appellant dat hij vanaf de datum van het intreden van de arbeidsongeschiktheid is aan te merken als werknemer in de zin van de Wet WIA en de Ziektewet, omdat hij tot 2007 in Nederland heeft gewerkt en verzekerd is geweest, terwijl er nadien premies voor hem zijn afgedragen voor de Duitse regeling inzake arbeidsongeschiktheid.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt als volgt. Appellant was op de datum waarop de arbeidsongeschiktheid is ingetreden onweersproken niet in Nederland in loondienst werkzaam en is daarom volgens Nederlands nationaal recht niet als werknemer verzekerd tegen de financiële gevolgen van arbeidsongeschiktheid. Ook op basis van Vo. 883/2004 heeft appellant geen recht op een WIA-uitkering in Nederland, omdat daarvoor is vereist dat appellant op het tijdstip van het intreden van de arbeidsongeschiktheid krachtens de wetgeving in Duitsland verzekerd zou zijn of dat Duitsland wegens de realisering van de arbeidsongeschiktheid een uitkering aan appellant verschuldigd zou zijn. Nu daarvan geen sprake is, heeft appellant geen recht op een pro rata WIA-uitkering op grond van Vo. 883/2004 in Nederland. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd.