Naar boven ↑

Rechtspraak

De omstandigheid dat appellant in het kader van de Wwb is vrijgesteld van de sollicitatieverplichting, is onvoldoende om aan te nemen dat appellant niet geschikt is voor reguliere arbeid op de arbeidsmarkt in de zin van de Wet WIA.

Appellant is laatstelijk werkzaam geweest als chauffeur voor 36 uur per week. Met ingang van 3 september 2007 meldt hij zich ziek vanwege rugklachten met uitstraling naar het rechterbeen. Tevens is sprake van psychische klachten. UWV stelt vast dat voor appellant per einde wachttijd, 30 augustus 2010, geen recht op een WIA-uitkering is ontstaan, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op minder dan 35%. Het door appellant ingestelde bezwaar, beroep en hoger beroep (ECLI:NL:CRVB:2014:220) worden ongegrond verklaard. Bij brief van 6 december 2013 meldt appellant aan UWV dat zijn gezondheid vanwege toegenomen rugklachten en psychische problematiek is verslechterd. UWV stelt bij besluit van 18 februari 2014 vast dat voor appellant met ingang van 21 november 2013 geen recht op een WIA-uitkering is ontstaan. Appellant stelt in bezwaar en beroep dat UWV heeft miskend dat zijn beperkingen zijn toegenomen. In beroep legt appellant drie rapporten over van Salude Deskundige Dienst, die in het kader van de Wet werk en bijstand (Wwb) zijn opgesteld. In die rapporten is naar aanleiding van een medisch onderzoek begin 2013 melding gemaakt van een beperkte belastbaarheid voor arbeid. Het door appellant ingestelde bezwaar en beroep worden ongegrond verklaard.

De Centrale Raad van Beroep oordeelt als volgt. De rechtbank heeft met juistheid de medische grondslag van het bestreden besluit onderschreven. Met betrekking tot de informatie van de chiropractor wordt overwogen dat deze een omschrijving van de diagnose heeft gegeven, maar dat diens bevindingen geen aanleiding geven om de door UWV vastgestelde beperkingen als onvoldoende vergaand te beschouwen. Voor het standpunt van appellant dat hij niet in staat kan worden geacht om functies te vervullen in reguliere arbeid op de arbeidsmarkt, zijn in de beschikbare gegevens onvoldoende aanknopingspunten te vinden. De omstandigheid dat appellant in het kader van de Wwb is vrijgesteld van de sollicitatieverplichting, is daarvoor onvoldoende, omdat de beoordeling in het kader van die wet afwijkt van die op het kader van de Wet WIA. De Raad komt dan ook tot de slotsom dat het hoger beroep niet slaagt.