Naar boven ↑

Rechtspraak

Een aanvraag voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering na een eerdere (gedeeltelijke) afwijzing of intrekking van die uitkering moet naar zijn strekking worden beoordeeld.

Bij besluit van 26 mei 2011 heeft UWV vastgesteld dat appellante vanaf 27 juli 2011 geen WGA-uitkering meer ontvangt omdat niet langer sprake is van verlies aan verdiencapaciteit. Het laatstgenoemde besluit van 26 mei 2011 is in rechte onaantastbaar geworden, omdat appellante het tegen dat besluit gemaakte bezwaar niet heeft gehandhaafd. Appellante heeft in plaats daarvan door middel van een wijzigingsformulier op 30 maart 2012 doorgegeven dat haar gezondheid met ingang van 1 juli 2011 is verslechterd. UWV heeft bij besluit van 14 december 2012 vastgesteld dat de WGA-uitkering van appellante niet wijzigt met ingang van 1 juli 2012 (lees 2011). Het bezwaar wordt ongegrond verklaard. De rechtbank heeft, omdat UWV de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante op 1 juli 2011 op 0% heeft vastgesteld, terwijl appellante op deze datum nog een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontving, bepaald dat UWV niet tot het bestreden besluit heeft kunnen komen, maar had moeten navragen wat de bedoeling van appellante was. De rechtbank heeft daarom de behandeling van de zaak geschorst en partijen in de gelegenheid gesteld tot een oplossing te komen. UWV heeft daarop aangegeven bereid te zijn de aanvraag van appellante aan te merken als een verzoek om terug te komen van het besluit van 26 mei 2011, waarbij besloten is de uitkering per 27 juli 2011 te beëindigen. De rechtbank heeft vervolgens onder verwijzing naar een faxbericht van appellante van 30 december 2013 het beroep als ingetrokken beschouwd. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank het beroep ten onrechte als ingetrokken heeft beschouwd.

Het hoger beroep slaagt. De Centrale Raad van Beroep oordeelt als volgt. In artikel 6:21, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat het bezwaar of beroep schriftelijk kan worden ingetrokken. De verklaring dat het beroep wordt ingetrokken dient onvoorwaardelijk te zijn. In het faxbericht van 30 december 2013 heeft appellante aan de rechtbank meegedeeld dat zij bereid is het beroep in te trekken onder de voorwaarde dat UWV zich bereid verklaart de proceskosten te vergoeden. Gelet hierop is van een onvoorwaardelijke intrekking geen sprake. De rechtbank heeft het beroep van appellante dan ook ten onrechte als ingetrokken beschouwd. De Raad ziet aanleiding om, mede gelet op artikel 8:41a van de Awb en het ter zitting besprokene, te bezien of kan worden gekomen tot definitieve beslechting van dit geschil. Zoals de Raad heeft overwogen in zijn uitspraken van 14 januari 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:1 en ECLI:NL:CRVB:2015:2) moet een aanvraag voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering na een eerdere (gedeeltelijke) afwijzing of intrekking van die uitkering naar zijn strekking worden beoordeeld. Indien in een voorkomend geval niet (geheel) duidelijk is wat met een aanvraag wordt beoogd, ligt het op de weg van UWV daarover bij de aanvrager nadere informatie in te winnen. Het onderscheid in wat de belanghebbende heeft beoogd, is van belang voor de beoordeling van de aanvraag door UWV en de toetsing van de beslissing op die aanvraag door de bestuursrechter.