Rechtspraak
Appellant is naast zijn uitkering met ingang van 1 januari 2002 als zelfstandige gaan werken. UWV besluit op 6 oktober 2004 tot schorsing van de uitkering, omdat van appellant geen jaarstukken met betrekking tot zijn werkzaamheden als zelfstandige zijn ontvangen. Vervolgens gaat UWV bij besluit van 12 mei 2005 over tot intrekking van de uitkering per 1 oktober 2004, omdat niet kan worden vastgesteld of appellant nog recht heeft op uitkering. Tegen beide besluiten is geen bezwaar gemaakt. Bij brief van 27 juli 2012 verzoekt appellant de uitkering – die volgens hem nooit is beëindigd – te heropenen. In de brief van 2 oktober 2012 bericht UWV dat de uitkering reeds definitief is beëindigd. Indien appellant alsnog wil meewerken aan het vaststellen van zijn recht op WAO-uitkering zal hij eerst de jaarstukken vanaf 2002 tot heden moeten verstrekken. De WAO-uitkering kan dan eerst worden hervat per de datum dat hij weer meewerkt en niet per een eerdere datum. Na onderzoek door een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige heeft UWV bij besluit van 11 april 2014 de WAO-uitkering heropend per 9 januari 2013, omdat appellant op die datum alsnog aan zijn verplichtingen heeft voldaan. Appellant betoogt, onder verwijzing naar artikel 6 van de Beleidsregels schorsing, opschorting, intrekking en herziening uitkeringen 2006 van UWV (Stcrt. 24 november 2006, 230; hierna: Beleidsregels), dat de uitkering met terugwerkende kracht hervat moet worden.
De Raad oordeelt als volgt. Bij besluit van 12 mei 2005 heeft UWV de WAO-uitkering van appellant per 1 oktober 2004 ingetrokken op grond van artikel 36a van de WAO. Met betrekking tot de datum waarop de uitkering dient te worden hervat regelt artikel 6 van de Beleidsregels het volgende. Indien de verzekerde alsnog aan zijn verplichtingen voldoet en om toekenning (hervatting) van de uitkering vraagt, wordt dit opgevat als een verzoek om terug te komen van de intrekkings- of herzieningsbeschikking. De uitkering wordt niet eerder hervat dan met ingang van de dag waarop de verzekerde alsnog aan zijn verplichtingen heeft voldaan. Als de verzekerde echter alsnog aan zijn verplichtingen voldoet voordat de termijn van bezwaar tegen de intrekking of herziening is verlopen, of voordat op het bezwaar is beslist, wordt de betaling met terugwerkende kracht tot en met de datum met ingang waarvan zijn uitkering is ingetrokken of herzien hervat, voor zover alsnog het recht kan worden vastgesteld en aan alle overige voorwaarden voor betaling is voldaan. Omdat in de WAO geen regeling is opgenomen voor heropening van de uitkering nadat deze is ingetrokken op grond van artikel 36a lid 1 onder d merkt de Raad de beleidsregels aan als buitenwettelijk, begunstigend beleid. Naar vaste rechtspraak van de Raad dient een dergelijk beleid door de bestuursrechter terughoudend te worden getoetst. Dit houdt in dat de aanwezigheid en de toepassing van dat beleid als een gegeven wordt aanvaard met dien verstande dat wordt getoetst of een zodanig beleid op consistente wijze is toegepast (CRvB 12 december 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:4215). Appellant valt niet onder dat deel van de Beleidsregel dat ziet op gevallen waarin gedurende de bezwaartermijn om hervatting van de uitkering kan worden gevraagd en de uitkering met terugwerkende kracht tot aan de datum van intrekking kan worden hervat. Hoewel appellant zich op het standpunt stelt dat hij het besluit van 12 mei 2005 niet heeft ontvangen, oordeelt de Raad dat de bezwaartermijn in de zin van de beleidsregels is verstreken. Gelet op het vorenstaande is de weigering om de WAO-uitkering met ingang van 1 oktober 2004 te hervatten in overeenstemming met artikel 6 van de Beleidsregels.