Naar boven ↑

Rechtspraak

Minder terughoudende toetsing in het kader van artikel 4:6 Awb bij een doorlopende periodieke aanspraak voor de periode na de aanvraag.

Appellant maakt sinds 2009 aanspraak op een IVA-uitkering. Hij verzoekt UWV op 11 januari 2013 om het dagloon te herzien, omdat UWV in 2009 een fout heeft gemaakt bij de berekening van het dagloon. Het bezwaar en beroep van appellant tegen dit besluit worden ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelt dat appellant geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft gesteld die UWV ten tijde van het besluit van 4 augustus 2009 niet bekend waren.

De Raad komt tot de volgende beoordeling. Voor het door de bestuursrechter te hanteren toetsingskader wordt verwezen naar de uitspraak van de Raad van 14 januari 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:1), waarin uiteengezet is op welke wijze dergelijke aanvragen door de aanvrager moeten worden onderbouwd en door UWV moeten worden beoordeeld en hoe de rechter beslissingen van UWV op dergelijke aanvragen dient te toetsen. Bij een doorlopende (periodieke) aanspraak als hier aan de orde, moet voor de toetsing een splitsing worden aangebracht. Wat betreft de periode voorafgaande aan de aanvraag dient de bestuursrechter zich te beperken tot de vraag of sprake is van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden en, zo ja, of het bestuursorgaan daarin aanleiding had behoren te vinden om het oorspronkelijke besluit te herzien. Voor de periode na de aanvraag moet het bestuursorgaan een belangenafweging maken en moet bij de bestuursrechter een minder terughoudende toetsing plaatsvinden. Het is met een evenwichtige en zorgvuldige belangenafweging niet verenigbaar dat een besluit waarbij ten onrechte geen of een te lage aanspraak is toegekend, in zulke gevallen blijvend aan de aanvrager wordt tegengeworpen. Voor het voorliggende geval, waarin het gaat om toepassing van artikel 4:6 van de Awb, betekent dit het volgende. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat wat appellant bij zijn verzoek van 11 januari 2013 en gedurende de bezwaarprocedure heeft aangevoerd, niet kan worden aangemerkt als nieuwe feiten of omstandigheden in de zin van artikel 4:6 van de Awb. Voor zover de aanvraag ziet op de toekomst – de periode van na het verzoek van

11 januari 2013 – heeft de rechtbank op goede beroepsgronden geoordeeld dat de gronden van appellant niet kunnen leiden tot een hoger dagloon.