Naar boven ↑

Rechtspraak

Boete opgelegd ter hoogte van 50% van het benadelingsbedrag wegens niet melden werkzaamheden. Geen verminderde verwijtbaarheid omdat ingangsdatum van werkzaamheden op het wijzigingsformulier bewust onjuist is vermeld.

Betrokkene ontvangt een WW-uitkering. Met ingang van 2 juli 2012 wordt de uitkering beëindigd omdat hij is gaan werken bij Senator International GmbH. Nadat hij op 28 september 2012 bij dit bedrijf is ontslagen, vraagt betrokkene op 1 oktober 2012 herleving van de WW-uitkering aan. Bij besluit van 5 november 2012 zet UWV (appellant) de WW-uitkering met ingang van 1 november 2012 voort. Op 10 december 2012 gaat betrokkene voor 38,75 uur per week werken. Bij wijzigingsformulier van 5 maart 2013 deelt betrokkene aan appellant mee dat hij vanaf 1 februari 2013 volledig aan het werk is gegaan bij dit bedrijf. Nadat appellant informatie bij werkgever heeft ingewonnen, informeert hij bij brief van 21 juni 2013 betrokkene over het voornemen om de WW-uitkering over de periode van 10 december 2012 tot en met 24 februari 2013 terug te vorderen en een boete op te leggen, omdat betrokkene niet heeft doorgegeven dat hij per 10 december 2012 volledig werkzaam was. Op 10 juli 2013 is betrokkene over dit voornemen gehoord. Bij twee besluiten van 11 juli 2013 trekt appellant de uitkering over genoemde periode in, vordert het te veel betaalde in en legt een boete op van € 3.950,. Betrokkene betwist niet de herziening en terugvordering van de te veel betaalde WW-uitkering, maar enkel de opgelegde boete die hij onevenredig hoog vindt. De rechtbank heeft aanleiding gezien om de boete verder te beperken tot € 1.000. Appellant keert zich in hoger beroep tegen deze matiging van de boete. Bij besluit van 6 maart 2015 (bestreden besluit 2) heeft appellant het bezwaar tegen het besluit van 11 juli 2013, waarbij een boete is opgelegd, gegrond verklaard met dien verstande dat het boetebedrag wordt bepaald op € 2.025. Dit bedrag is berekend met toepassing van het nieuwe boetebeleid dat is opgesteld naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van 24 november 2014 (ECLI:NL:CRVB:2014:3754).

De Centrale Raad van beroep oordeelt als volgt. Op grond van artikel 2 lid 1 Boetebesluit, zoals dit luidde vóór 1 januari 2013, wordt de bestuurlijke boete vastgesteld op 10% van het benadelingsbedrag, met dien verstande dat zij op tenminste € 52 wordt vastgesteld. Per 1 januari 2013 wordt de bestuurlijke boete vastgesteld op de hoogte van het benadelingsbedrag, met dien verstande dat zij op ten minste € 150 wordt vastgesteld. Bij verminderde verwijtbaarheid wordt de bestuurlijke boete verlaagd. Bij de beoordeling van de mate waarin de gedraging aan de betrokkene kan worden verweten, leiden in ieder geval de volgende criteria tot verminderde verwijtbaarheid: de betrokkene heeft wel inlichtingen verstrekt, die echter onjuist of onvolledig waren, of heeft anderszins een wijziging van omstandigheden niet onverwijld gemeld, maar uit eigen beweging alsnog de juiste inlichtingen verstrekt voordat de overtreding is geconstateerd, tenzij de betrokkene deze inlichtingen heeft verstrekt in het kader van toezicht op de naleving van een inlichtingenverplichting (art. 2a lid 2 onder c Boetebesluit). Naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van 24 november 2014 (ECLI:NL:CRVB:2014:3754) heeft UWV zijn boetebeleid aangepast. Bij volledige verwijtbaarheid, zonder dat sprake is van opzet of grove schuld, wordt de boete vastgesteld op 50%. Voor situaties als bedoeld in artikel 2a lid 2 onder c Boetebesluit wordt, indien de juiste inlichtingen alsnog binnen een jaar worden verstrekt, de boete in beginsel vastgesteld op 25% van het benadelingsbedrag.

Betrokkene heeft door zijn werkzaamheden bij werkgever pas op 5 maart 2013 te melden artikel 25 WW geschonden. Volgens appellant was er geen aanleiding om ter zake van deze schending van de inlichtingenplicht verminderde verwijtbaarheid aan te nemen, omdat betrokkene op het wijzigingsformulier van 5 maart 2013 een onjuiste ingangsdatum van de werkzaamheden, 1 februari 2013, heeft vermeld. Dit standpunt wordt onderschreven. Dat betrokkene in deze periode in moeilijke financiële omstandigheden verkeerde dan wel dat de website van UWV in januari 2013 enige tijd niet bereikbaar was, is geen reden om die wezenlijke melding achterwege te laten of verminderde verwijtbaarheid aan te nemen. Hiervan uitgaande heeft appellant de boete in bestreden besluit 2 juist vastgesteld. Betrokkene is met deze boete niet tekort gedaan. Voor matiging van deze boete wegens de overige omstandigheden van het geval is geen aanleiding. De boete van € 2.025 is in dit geval passend geboden.