Rechtspraak
Appellante, laatstelijk werkzaam als coördinator chatproject, valt uit voor haar werkzaamheden vanwege lichamelijk klachten. UWV stelt bij besluit van 2 augustus 2013 vast dat appellante met ingang van 8 november 2013 tot 8 april 2016 recht heeft op een loongerelateerde WGA-uitkering (bestreden besluit). Daarbij is de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 48,97%. Appellant stelt tegen dit besluit bezwaar en beroep in. Hangende het beroep rapporteert UWV onder toezending van een rapport van een arbeidskundige bezwaar en beroep nader over de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep geeft daarbij te kennen dat een van de aan de schatting ten grondslag gelegde functies niet langer gehandhaafd wordt en dat de mate van arbeidsongeschiktheid op grond van de drie hoogstverlonende functies wordt vastgesteld op 58,42%. Per 29 januari 2014 wordt de mate van haar arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 100%.
De rechtbank verklaart het beroep van appellante tegen het bestreden besluit gegrond en vernietigt het bestreden besluit, voor zover daarin de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante is vastgesteld op 48%. Appellante voert in hoger beroep – kort gezegd – aan dat UWV haar beperkingen te licht heeft ingeschat en dat zij sinds 9 november 2013 volledig arbeidsongeschikt is. Appellante onderbouwt dit aan de hand van medische stukken. Voorts stuurt appellante een besluit van 7 april 2015 in waarbij aan haar met ingang van 26 november 2014 een uitkering op grond van de Inkomensverzekering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA) wordt toegekend.
De Raad ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of appellante voldoende procesbelang heeft bij een beoordeling van haar hoger beroep. Volgens vaste rechtspraak van de Raad (zoals neergelegd in de uitspraak van 2 juli 2014, ECLI:CRVB:2014:2284) is daarvoor bepalend of het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift nastreeft ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijke betekenis heeft. Zoals de Raad heeft overwogen in zijn uitspraak van 15 februari 2013 (ECLI:NL:CRVB:2013:BZ1485) moet bij de vraag of procesbelang aanwezig is, worden betrokken het gevolg dat het hebben van een verdienvermogen van minder dan 20% heeft voor de soort en de hoogte van de WGA-uitkering na afloop van de loongerelateerde uitkering. In het geval van appellante betekent dat, nu de mate van haar arbeidsongeschiktheid bij besluit van 24 april 2014 is vastgesteld op 100% en haar bij besluit van 7 april 2015 met ingang van 26 november 2014 een IVA-uitkering is verleend, dat de inkomenseis voor haar sowieso niet langer geldt. Appellante heeft om deze reden geen procesbelang.