Rechtspraak
Sinds 2007 ontvangt appellant over verschillende periodes een ZW-uitkering wegens psychische klachten. In dat kader heeft appellant meerdere malen een verzekeringskundig onderzoek moeten ondergaan. Daarbij zijn meerdere psychiaters betrokken geweest, waaronder psychiater Z. Vervolgens vraagt appellant eind 2010 een WIA-uitkering aan. In dat kader vraagt verzekeringsarts Y onderzoeksbevindingen op bij de behandelaars van appellant. Mede op basis daarvan stelt hij vast dat er voor appellant wegens zijn psychische stoornis geen benutbare mogelijkheden zijn. Met ingang van 28 januari 2011 wordt aan appellant zodoende een WGA-uitkering toegekend, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld op 80 tot 100%. Vervolgens vindt in september 2011 een professionele herbeoordeling plaats door verzekeringsarts X. De aanleiding voor deze herbeoordeling is (mede) gelegen in het feit dat uit justitiële gegevens is gebleken dat een van de behandelaars van appellant mogelijk ondeugdelijke medische informatie heeft verstrekt over zijn medische toestand, al dan niet met medeweten en/of medewerking van appellant en derden. Nu het medisch oordeel van verzekeringsarts Y mede was gebaseerd op informatie van deze behandelaar, bestaat er volgens UWV een reële kans dat de belastbaarheid van appellant onjuist is ingeschat. Tijdens de herbeoordeling concludeert verzekeringsarts X dat geen sprake is van een psychische stoornis, dat appellant door zijn manipulatieve en intentionele gedrag zelf heeft gestuurd richting het oordeel van geen benutbare mogelijkheden en dat derhalve sprake is van simulatie van arbeidsongeschiktheid wegens een psychische stoornis. Naar aanleiding daarvan trekt UWV bij besluit van 5 oktober 2011 de WGA-uitkering van appellant met ingang van 28 januari 2011 in en wordt aan appellant meegedeeld dat voor hem met ingang van die datum geen recht op een WIA-uitkering is ontstaan, omdat is gebleken dat zijn belastbaarheid mede ten gevolge van een door appellant onjuist of onvolledig weergegeven beeld van zijn gezondheidssituatie is ingeschat. UWV vordert tevens wegens overtreding van de informatieplicht met terugwerkende kracht de onverschuldigd betaalde WGA-uitkering terug. Appellant maakt hiertegen bezwaar, hetgeen ongegrond wordt verklaard. Ook de rechtbank verklaart het beroep van appellant ongegrond.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt als volgt. De Raad is van oordeel dat op grond van het geheel van de omtrent appellant voorliggende medische gegevens, waarvan in het bijzonder het door psychiater Z opgestelde nadere rapport en de rapporten van verzekeringsarts X en van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, in genoegzame mate buiten twijfel is gesteld dat appellant op 28 januari 2011 in staat was loonvormende arbeid te verrichten. Voorts treft appellant het verwijt bij de medische onderzoeken, die uiteindelijk hebben geleid tot toekenning van zijn WGA-uitkering, de onderzoekende artsen bewust te hebben misleid door, zowel in de presentatie van zijn klachten als met de over hem verstrekte en onjuist gebleken inlichtingen, een ernstige psychiatrische ziekte voor te (doen) wenden. De conclusies van psychiater Z hierover zijn afdoende stellig, eenduidig en overtuigend gemotiveerd. Het feit dat hij appellant niet nogmaals heeft gezien alvorens het nadere rapport op te stellen, doet hieraan niet af. Gelet op de bevindingen van psychiater Z destijds bij zijn eerdere onderzoek van appellant, in samenhang bezien met de presentatie van appellant bij de verzekeringsartsen, is toereikend gemotiveerd dat appellant op dat moment in staat was om arbeid te verrichten. De Raad stelt zich achter het standpunt van UWV dat de verstrekking van de uitkering aan appellant in een rechtstreeks oorzakelijk verband moet worden gezien met zijn simulatie en dat daarom moet worden gezegd dat, nu geen sprake was van arbeidsongeschiktheid, daardoor ten onrechte een WIA-uitkering aan hem is verstrekt. Er is rechtens geen beletsel voor UWV om de WGA-uitkering van appellant met terugwerkende kracht per 28 januari 2011 in te trekken. Er is zodoende sprake geweest van onverschuldigde betaling van WGA-uitkering door UWV. Van dringende reden om af te zien van de terugvordering is niet gebleken. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd.