Rechtspraak
Appellante was werkzaam als filiaalmanager en heeft zich op 9 maart 2010 ziek gemeld wegens psychische klachten. Appellante is een WIA-uitkering geweigerd en een WW-uitkering toegekend. Vanuit die situatie heeft appellante zich op 8 november 2012 weer ziek gemeld en is haar een ZW-uitkering toegekend. Op verzoek van UWV is er op 25 februari 2014 door een psychiater gerapporteerd en geconcludeerd dat er geen bezwaar is tegen het starten met re-integratie naar passend werk. Mede op grond van dat rapport heeft UWV de ZW-uitkering met ingang van 1 april 2014 beëindigd. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Dit is ongegrond verklaard. Aan dit besluit ligt een rapport van een verzekeringsarts en rapporten die door de psychiater van appellante in het kader van een letselschadeprocedure zijn opgesteld ten grondslag. Het beroep van appellante bij de rechtbank slaagt evenmin. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat het onderzoek van UWV zorgvuldig, consistent en concludent is geweest. Er is voldoende rekening gehouden met de beperkingen van appellante. Appellante gaat in hoger beroep en richt zich daarbij tegen het door UWV en de rechtbank niet hechten van doorslaggevende betekenis aan de in het kader van een letselschadeprocedure opgestelde rapporten, waarin geconstateerd is dat er sprake is van een psychische stoornis, die meer beperkingen oplevert dan door UWV is aangenomen.
In het geschil moet volgens de Centrale Raad van Beroep worden beoordeeld of UWV appellante terecht in staat heeft geacht (een van) de functies productiemedewerker papier, inpakker, en productiemedewerker voedingsmiddelenindustrie te vervullen. Anders dan de rechtbank is de Raad van oordeel dat dat niet het geval is. Hoewel de rapporten in het kader van een letselschadeprocedure zijn opgesteld, is er geen aanleiding om aan de onderzoeksbevindingen geen waarde te hechten in het kader van de onderhavige procedure. Geconstateerd is dat er sprake is van een posttraumatische stressstoornis en een dysthyme stoornis. Appellante is slachtoffer geweest van een gewelddadig steekincident en lijdt daardoor onder meer aan angstaanvallen en herbelevingen. Ook is er sprake van paniekaanvallen, chronische vermoeidheid, concentratiestoornissen en vergeetachtigheid. Er is nog steeds sprake van intensieve behandeling. Wel is de verwachting dat er binnen twee jaar een belangrijke verbetering zal plaatsvinden. De in de rapporten van de verzekeringsartsen genoemde beperkingen kunnen gelet op de in het kader van de letselschadeprocedure opgestelde rapporten niet als voldoende worden aangemerkt. Dit laatste oordeel wordt ondersteund door een brief van een klinische neuropsycholoog van 28 april 2015 die in lijn is met de bevindingen uit de rapporten in het kader van de letselschadeprocedure. Gelet op het voorgaande kunnen het bestreden besluit en de aangevallen uitspraak geen stand houden en is er aanleiding om het primaire besluit te herroepen. Het hoger beroep slaagt.