Naar boven ↑

Rechtspraak

Geen strijd met rechtszekerheidsbeginsel bij beëindiging vrijwillige verzekering met terugwerkende kracht, aangezien appellant duidelijk te kennen heeft gegeven de verzekering niet te wensen en hij geen premie heeft betaald.

Op 11 maart 2012 meldt appellant zich aan voor de vrijwillige ZW-verzekering, met als gewenste ingangsdatum 1 januari 2012 en een gewenst dagloon van € 191. Bij besluit van 16 mei 2012 wordt appellant toegelaten tot de vrijwillige ZW-verzekering, met als dagloon € 92. Appellant betaalt de premienota niet en maakt per e-mail kenbaar dat de vrijwillige verzekering kan worden beëindigd. Op 14 september 2012 beëindigt UWV de vrijwillige ZW-verzekering met terugwerkende kracht per 1 januari 2012. Het bezwaar van appellant wordt ongegrond verklaard. Volgens UWV is sprake van een situatie als bedoeld in artikel 67a ZW, nu appellant zich op het standpunt stelt niet gehouden te zijn tot premiebetaling zolang er een geschil is over het dagloon, appellant herhaaldelijk is gewezen op de gevolgen van het niet betalen van premie en hij volhardt in het niet betalen. Het beroep van appellant wordt ongegrond verklaard.

De Centrale Raad van Beroep oordeelt als volgt. Door beëindiging van de vrijwillige verzekering vanaf de ingangsdatum van die verzekering wordt teruggekomen op het eerdere, toekennende besluit van 16 mei 2012. In beginsel kan dit in strijd komen met de rechtszekerheid. In dit geval is daarvan geen sprake, aangezien appellant duidelijk te kennen heeft gegeven de verzekering niet te wensen als het dagloon niet wordt verhoogd en heeft volhard in zijn weigering om premies te betalen. Een beëindiging met terugwerkende kracht tot 1 januari 2012 komt neer op een ongedaanmaking van een door appellant niet gewenste verzekering. Strijd met de rechtszekerheid is niet aan de orde, omdat appellant nimmer een verzekering als deze heeft gewild.