Naar boven ↑

Rechtspraak

De periode van bedrijfssluiting waarin betrokkene niet heeft gewerkt en niet is betaald kan niet, reeds omdat een overeenkomst daarover ontbreekt, als onbetaald verlof als bedoeld in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder i, van het Dagloonbesluit worden aangemerkt.

Betrokkene heeft een uitzendovereenkomst gesloten met werkgeefster. Van 1 juli 2013 tot 22 juli 2013 verricht betrokkene arbeid bij inlener. Van 22 juli 2013 tot en met 11 augustus 2013 verricht hij geen arbeid, omdat het bedrijf van inlener wegens vakantie was gesloten in de weken 30, 31 en 32. Betrokkene geniet in die periode zelf ook vakantie en werkt niet bij een andere inlener. Na afloop van de bedrijfssluiting bij inlener heeft betrokkene zijn werkzaamheden aldaar hervat op 12 augustus 2013. Aan de werkzaamheden komt een einde gekomen per 4 november 2013. Op 30 oktober 2013 vraagt betrokkene een WW-uitkering aan bij UWV (appellant). Het dagloon waarnaar het WW-recht is berekend is het loon dat appellant in de periode van 1 juli 2013 tot 6 oktober 2013 heeft verdiend bij werkgeefster gedeeld door het aantal dagloondagen in die periode, met inbegrip van de niet-gewerkte dagen in de weken 30 en 31 en 32. Betrokkene maakt bezwaar tegen de dagloonberekening. Hij stelt in dat verband dat hij in de weken 30, 31 en 32 onbetaald verlof had en dat die periode daarom op grond van artikel 6 van het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen (Dagloonbesluit) buiten beschouwing had moeten blijven bij de berekening van het WW-dagloon. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Het standpunt van appellant, dat van ‘verlof’ in de zin van het Dagloonbesluit alleen sprake is indien het is verleend op vrijwillige basis en op initiatief van de werknemer, is verworpen op de grond dat niet is gebleken dat de regelgever met ‘verlof’ uitsluitend een verlof als door UWV (appellant) bepleit, heeft bedoeld.

De Centrale Raad van Beroep oordeelt als volgt. Op grond van artikel 1, eerste lid, aanhef en onder i, van het Dagloonbesluit wordt onder ‘verlof’ verstaan: een tussen de werkgever en werknemer voor een gedeelte of het geheel van de arbeidstijd overeengekomen tijdvak, waarin de werknemer geen arbeid jegens de werkgever verricht, met uitzondering van verlof als bedoeld in de artikelen 3:1 en 3:2 van de Wet arbeid en zorg. Uit deze omschrijving van het begrip ‘verlof’ volgt dat daarvan slechts sprake kan zijn indien tussen werkgever en werknemer is overeengekomen dat de werknemer gedurende een bepaald tijdvak voor een gedeelte of het geheel van de arbeidstijd geen arbeid verricht. Anders dan betrokkene meent, is dus niet voldoende dat hij gedurende drie weken niet heeft gewerkt. Er moet daarnaast een overeenkomst zijn tussen werkgever en werknemer waarin de afspraken over de periode en de omvang van het niet verrichten van arbeid zijn neergelegd.

Uit de weergegeven gang van zaken blijkt dat van een overeenkomst tussen werkgeefster en betrokkene betreffende de weken 30, 31 en 32 van 2013 geen sprake is geweest. Betrokkene vernam na enige tijd van de bedrijfssluiting, maar heeft toen geen contact opgenomen met werkgeefster. Hij heeft in de wetenschap dat die weken niet doorbetaald zouden worden, besloten om vrij te nemen en heeft die periode financieel overbrugd met het geld dat hij in het kader van de afrekening met BV had ontvangen. De periode van bedrijfssluiting waarin betrokkene niet heeft gewerkt en niet is betaald kan niet als onbetaald verlof als bedoeld in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder i, van het Dagloonbesluit worden aangemerkt. Het hoger beroep slaagt.