Rechtspraak
Appellante meldt zich ziek voor haar op uitzendbasis verrichte werkzaamheden en ondertekent een re-integratieplan. Volgens UWV verricht appellante te weinig sollicitaties, stelt zij belemmerende eisen ten aanzien van werk en werkt ze onvoldoende mee aan het vinden van passende arbeid. UWV verlaagt de ZW-uitkering van appellante met 25%. UWV verklaart het bezwaar tegen dit besluit ongegrond (bestreden besluit 1). Appellante vraagt tevens een WIA-uitkering aan. UWV stelt na onderzoek vast dat appellante geen recht heeft op een WIA-uitkering omdat zij in staat wordt geacht meer dan 65% te kunnen verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. Ook het bezwaar tegen dit besluit wordt ongegrond verklaard (bestreden besluit 2). De rechtbank verklaart het beroep tegen beide besluiten ongegrond (respectievelijk aangevallen uitspraak 1 en 2).
De Centrale Raad van Beroep oordeelt als volgt. Artikel 45, eerste lid, aanhef en onder p, ZW bepaalt dat UWV het ziekengeld geheel of gedeeltelijk, tijdelijk of blijvend weigert indien de verzekerde de verplichtingen die zijn opgenomen in het re-integratieplan niet of niet behoorlijk is nagekomen. Ter zitting licht UWV het standpunt nader toe dat appellante wordt verweten onvoldoende te hebben gesolliciteerd en het vinden van passende arbeid heeft gefrustreerd omdat zij veel functies niet passend acht wegens haar klachten. In het re-integratieplan is voor het verrichten van sollicitaties geen afspraak neergelegd en een verplichting van het doen van een minimumaantal sollicitaties ontbreekt. Hieruit volgt dat van een niet-nakomen van een in het re-integratieplan opgenomen verplichting op het vlak van solliciteren geen sprake is. Dat appellante geen belemmerende eisen aan het werk mag stellen en zich voldoende dient in te spannen passende arbeid te vinden, vloeit volgens UWV voort uit de in het re-integratieplan opgenomen verplichting dat appellante haar uiterste best doet om het traject succesvol uit te voeren. Deze vage norm geeft appellante onvoldoende houvast. Er is geen sprake van een concrete een duidelijke norm die appellante in staat stelt haar gedrag daarop af te stemmen. UWV is niet bevoegd een maatregel op te leggen wegens schending van de verplichting dat appellante niet haar uiterste best doet. De aangevallen uitspraak 1 komt voor vernietiging in aanmerking. Het bestreden besluit wordt vernietigd. Het oordeel van de rechtbank met betrekking tot bestreden besluit 2, dat er geen aanleiding is te twijfelen aan de medische beoordeling van de artsen van UWV, wordt onderschreven. Het onderzoek is zorgvuldig. Aangevallen uitspraak 2 komt voor bevestiging in aanmerking.