Rechtspraak
UWV en appellant procederen reeds een aantal jaren, onder meer over het recht van appellant op een WIA-uitkering. UWV brengt appellant, op basis van een (nieuw) besluit van 25 oktober 2016, per 3 november 2011 in aanmerking voor een WIA-uitkering gebaseerd op volledige arbeidsongeschiktheid. Bij brief van 25 november 2016 is namens appellant aan de Raad bericht dat appellants belang bij voortzetting van de hogerberoepsprocedure gelegen is in het feit dat zijn zaak met belangstelling wordt gevolgd door de Nederlandse Vereniging voor Autisme en een formele uitspraak van de Raad kan leiden tot voor de doelgroep relevante jurisprudentie. Daarnaast onderhoudt appellant nauwe contacten met gemeenteraadsleden en de wethouder zorg in zijn woonplaatsgemeente en deze personen zijn bekend met de procedure bij de Raad. Ten slotte meent appellant dat een (inhoudelijke) uitspraak van de Raad waarin een deskundige benoemd is geweest, relevant kan zijn voor de verzekeringsartsen van UWV.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt als volgt. In een situatie als deze, waarin met ingang van 3 november 2011 alsnog een loonaanvullingsuitkering is toegekend die gebaseerd is op een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100 procent en waarin appellant niet uitdrukkelijk heeft betoogd duurzaam arbeidsongeschikt te zijn, leveren de bij appellant bestaande bezwaren tegen de eerdere beoordeling door UWV vanwege belangstellende derden dan wel verzekeringsartsen van UWV geen procesbelang op. Met het aanvechten van de eerdere medische en arbeidskundige beoordeling kan appellant immers niet meer krijgen dan hij al toegekend heeft gekregen, noch wat betreft de mate van arbeidsongeschiktheid noch wat betreft de hoogte van zijn loonaanvullingsuitkering.
Voorts zou een procesbelang nog gelegen kunnen zijn in het gevolg dat het hebben van een verdienvermogen van minder dan 20 procent heeft voor de soort en de hoogte van de WIA-uitkering na afloop van de loongerelateerde uitkering (zie de uitspraak van 15 februari 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:BZ1485). Ook hiervan is in het onderhavige geval geen sprake omdat de loonaanvullingsuitkering die aan appellant na afloop van de loongerelateerde uitkering met ingang van 3 november 2011 is toegekend, eveneens gebaseerd is op een mate van arbeidsongeschiktheid van 100 procent.
Uit het voorgaande volgt dat appellant geen procesbelang heeft bij de beoordeling van zijn hoger beroep. Het hoger beroep wordt om die reden niet-ontvankelijk verklaard.