Naar boven ↑

Rechtspraak

Pre Press/Flantua c.s.
Gerechtshof Amsterdam, 21 december 2010
ECLI:NL:GHAMS:2010:BP3533

Pre Press/Flantua c.s.

RFR-regeling uit de Grafimedia cao moet worden beschouwd als een op voorhand met vakbonden overeengekomen Sociaal Plan. Ontslag werknemers niet kennelijk onredelijk

De kantonrechter heeft geoordeeld dat Pre Press de arbeidsovereenkomsten met Flantua c.s. kennelijk onredelijk heeft opgezegd en Pre Press veroordeeld aan werknemers schadevergoeding te betalen. De kantonrechter heeft de schadevergoeding aan de hand van de kantonrechtersformule bepaald. Tegen dit oordeel keert Pre Press zich in hoger beroep.

Het hof oordeelt als volgt. Volgens Flantua c.s. bestond er bij Pre Press geen noodzaak om de afdeling Computer-To-Plate (CTP) te sluiten. Er zou sprake zijn geweest van een vooropgezet doel om de oude en dure arbeidskrachten op een gemakkelijke wijze af te laten vloeien. Met de kantonrechter is het hof van oordeel dat Flantua c.s. onvoldoende aannemelijk hebben kunnen maken dat sprake is van een valse reden. Het besluit tot sluiting van de CTP-afdeling valt binnen de beleidsvrijheid van een werkgever.

Aan de orde is vervolgens de vraag of de gevolgen van de opzegging voor Flantua c.s. te ernstig zijn in vergelijking met het belang van Pre Press bij opzegging, mede in aanmerking genomen de voor hen getroffen voorzieningen en de voor hen bestaande mogelijkheden om ander passend werk te vinden. Hoewel de arbeidsmarktpositie van werknemers mede gezien hun leeftijd (59, 47, 47, 54 en 55 jaar oud) niet rooskleurig is, acht het hof het ontslag niet kennelijk onredelijk. Pre Press heeft Flantua c.s. immers een outplacement aangeboden en heeft hen tijdens het dienstverband voldoende scholing aangeboden. Het hof is – met Pre Press – van oordeel dat de RFR-regeling zoals opgenomen in de Grafimedia cao, die bovendien recent tot stand was gekomen, heeft te gelden als een op voorhand met de vakbonden overeengekomen Sociaal Plan en dat een vergoeding op basis van de RFR-regeling als een passende voorziening kan worden aangemerkt. Dit klemt te meer, nu blijkens artikel 5 van de RFR-regeling bij de vaststelling van de hoogte van de eenmalige uitkering rekening wordt gehouden met de leeftijd, het laatstverdiende brutoloon en het aantal dienstjaren van de werknemer.

Bijgevolg is het ontslag niet kennelijk onredelijk, zodat het vonnis van de kantonrechter moet worden vernietigd.