Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Cegelec
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 22 februari 2011
ECLI:NL:GHSHE:2011:BP5573

werknemer/Cegelec

Ontslag langdurig arbeidsongeschikte werknemer niet kennelijk onredelijk. Inkomenspositie zieke werknemer bij ontslag na 104 weken arbeidsongeschiktheid wegens ziekte wijzigt nauwelijks

Werknemer is op 1 september 1969 in dienst getreden (bij de rechtsvoorganger) van Cegelec, in de functie van chef monteur. Op 2 december 2002 is werknemer arbeidsongeschikt geworden. Hij heeft sinds 1 maart 2004 een WAO-uitkering, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25-35%. Na daartoe van de CWI verkregen toestemming heeft Cegelec de arbeidsovereenkomst bij brief van 20 januari 2006 opgezegd tegen 30 april 2006. Cegelec heeft een bedrag van € 21.300 aan werknemer overgemaakt en stelt zich op het standpunt dat partijen daarmee elkaar finale kwijting hebben verleend. Werknemer stelt zich op het standpunt dat er nog geen overeenstemming was over alle punten in de vaststellingsovereenkomst, zodat deze geen rechtskracht heeft en het ontslag kennelijk onredelijk moet worden geoordeeld. De kantonrechter heeft de vorderingen van werknemer afgewezen en geoordeeld dat de er geen algehele overeenstemming was bereikt ter zake van de vaststellingsovereenkomst maar dat het bedrag als 'all-in' redelijk is.

Het hof oordeelt als volgt. Anders dan Cegelec stelt, hebben partijen geen overeenstemming bereikt over de vaststellingsovereenkomst. Werknemer heeft immers steeds geweigerd akkoord te gaan met de finalekwijtingclausule, zolang de kwestie inzake zijn pensioenaanspraken nog niet was afgewikkeld. Dat Cegelec inmiddels akkoord was gegaan met het door werknemer genoemde bedrag van € 21.300 aan vergoeding, doet hieraan niet af. Partijen waren het over de essentialia van de overeenkomst nog niet op alle onderdelen eens, zodat wilsovereenstemming ontbrak. Het incidentele beroep van Cegelec faalt derhalve.

Met betrekking tot de vordering van werknemer, oordeelt het hof als volgt. Werknemer is arbeidsongeschikt geworden voor zijn werkzaamheden bij Cegelec ten gevolge van visusklachten. Gesteld noch gebleken is dat deze visusklachten het gevolg zijn van de werkzaamheden die werknemer in dienst van Cegelec heeft verricht. Cegelec treft dus geen verwijt van de arbeidsongeschiktheid van werknemer. Voorts is geen sprake van schending van re-integratieverplichtingen van Cegelec. Aan werknemer kan worden toegegeven dat hij gelet op zijn lange, eenzijdige werkervaring bij Cegelec en zijn leeftijd ten tijde van het ontslag een moeilijke positie op de arbeidsmarkt had. Een en ander neemt echter niet weg dat de inkomenspositie van werknemer niet geacht kan worden in verstrekkende mate te zijn beïnvloed door de opzegging van de arbeidsovereenkomst. Cegelec was immers, ook bij het voortduren van de arbeidsovereenkomst, niet langer verplicht het salaris geheel of gedeeltelijk) door te betalen omdat de termijn van 104 weken van artikel 7:629 BW was verstreken. Dat betekent dat de inkomenspositie van werknemer (voor en na zijn pensioen) bij het voortduren van de arbeidsovereenkomst niet wezenlijk anders zou zijn geweest dan deze nu is. Mede in aanmerking genomen de getroffen voorziening van € 21.300 acht het hof geen sprake van kennelijk onredelijk ontslag.