Rechtspraak
BAM Woningbouw BV/ZZP'er
BAM heeft de lijmwerken ten behoeve van een nieuwbouwproject uitbesteed aan Wibo. Wibo heeft MBK als onderaannemer het werk gegund. MBK heeft de ZZP'er D. gevraagd de kalkzandsteenelementen te lijmen. D. heeft vervolgens een mondelinge overeenkomst met K. (ook ZZP'er) gesloten om D. te helpen bij dit werk. Tijdens de werkzaamheden laat D. een zandsteenelement vallen op de hand van K. K. vordert schadevergoeding op grond van artikel 7:658 lid 4 BW van BAM als hoofdaannemer en Wibo als onderaannemer alsmede van D. De kantonrechter heeft de schadevordering toegewezen en geoordeeld dat K., als ZZP'er, een beroep op artikel 7:658 lid 4 BW toekomt (AR 2009-0125).
Het hof oordeelt als volgt. K. kan naar de letter van de tekst als 'een persoon' als genoemd in de eerste zinsnede van artikel 7:658 lid 4 BW worden beschouwd. Voor een bevestigende beantwoording van de vraag of in dit geval artikel 7:658 lid 4 BW van toepassing is, is echter vereist (a) dat de (door K.) verrichte werkzaamheden vallen onder de normale bedrijfsuitoefening van BAM en (b) of sprake was van enige gezagsverhouding tussen BAM en K. in die zin dat BAM zeggenschap had over de wijze van uitvoering van de werkzaamheden door K. De omstandigheid dat BAM een groot bouw/aannemingsbedrijf is en dat zij vaak bouwprojecten in zijn geheel aanneemt, betekent niet dat alleen al op die grond zou moeten worden aangenomen dat alle met de bouw verwante werkzaamheden, zoals de hiervoor vermelde lijmwerkzaamheden, behoren tot de normale bedrijfsuitoefening van BAM. Het hof is van oordeel dat K., gelet op het gemotiveerde verweer van BAM dat deze werkzaamheden niet tot haar normale bedrijfsuitoefening behoren, zijn stelling dat het verrichten van lijmwerkzaamheden aan kalkzandsteenelementen (wel) tot de normale bedrijfsuitoefening van BAM behoort, onvoldoende heeft onderbouwd. Derhalve is niet voldaan aan 'sub a'. Voorts is niet voldaan aan 'sub b', nu geoordeeld moet worden dat BAM – als hoofdaannemer – geen zeggenschap uitoefende over K. en dat inhoudelijk ook niet kon. Daarbij komt dat K. zijn werkzaamheden via drie tussenschakels voor BAM verrichtte. Daarmee zijn K. en BAM zo ver verwijderd dat ook om die reden niet kan worden aangenomen dat BAM K. in de uitoefening van haar bedrijf arbeid heeft laten verrichten. Artikel 7:658 BW is derhalve niet van toepassing. Volgt aanhouding van de zaak.