Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/De Staat
Rechtbank Den Haag, 8 juli 2011
ECLI:NL:RBSGR:2011:BR1612

werknemer/De Staat

Vorderingen schadevergoeding na gegrondverklaring bezwaar tegen ontslag afgewezen wegens gebrek aan belang of onvoldoende onderbouwing

Werknemer is sinds 3 maart 1980 werkzaam bij het Ministerie van Defensie, vanaf 1992 als senior inkoper. Bij besluit van 19 maart 2002 is aan werknemer per 1 juli 2002 eervol ontslag verleend. Na verschillende procedures is het bezwaar tegen het ontslag gegrond verklaard. In de onderhavige procedure vordert werknemer onder meer de Staat te veroordelen tot afdracht van achterstallig pensioen en FPU-premies. Daarnaast vordert werknemer schadevergoeding in het kader van bestaande en toekomstige inkomensderving, vergoeding van studiekosten, afdracht van achterstallige premies PartnerPlusPensioen en vergoeding van advocaatkosten.

De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. Vast staat dat de in het geding zijnde achterstallige pensioen- en FPU-premies door de Staat aan werknemer zijn voldaan op basis van salarisschaal 10. Werknemer handhaaft zijn vordering dat hierbij uitgegaan had moeten worden van salarisschaal 13 of ten minste van schaal 12. Deze stelling kan hem in deze procedure echter niet baten, omdat de voorzieningenrechter, met de Staat, van oordeel is dat dit ziet op een vordering met een rechtspositioneel karakter, waarvoor een met voldoende waarborgen omklede rechtsgang bij de bestuursrechter bestaat of heeft bestaan. Dit brengt met zich dat werknemer voor wat betreft deze vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Hetzelfde geldt voor de studiekosten. De vergoeding van de resterende schadeposten wijst de voorzieningenrechter af wegens gebrek aan belang of onvoldoende onderbouwing.