Rechtspraak
Philips/werknemer
Werknemer (50 jaar) is sinds 1985 in dienst van Philips. Op enig moment heeft werknemer na het werk een damesfiets van een collega meegenomen. Een dag later heeft een gesprek met zijn leidinggevende plaatsgevonden, waarna werknemer de fiets heeft teruggebracht. Daarna is hij op staande voet ontslagen wegens diefstal. Werknemer beroept zich op de nietigheid van het ontslag op staande voet. Hij stelt dat geen sprake is van diefstal. Hij heeft de fiets slechts meegenomen omdat hij dacht dat het de fiets van zijn echtgenote was, die enkele dagen eerder was gestolen. Hij erkent dat hij ongelukkig heeft gehandeld door, nadat de vergissing bleek, niet direct de fiets terug te brengen. Omdat hij druk bezig was met een verhuizing is hij daar niet aan toegekomen. Thans vordert Philips voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens een dringende reden.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Gelet op camerabeelden van de beveiligingsdienst wordt ervan uitgegaan dat de verklaring omtrent de diefstal van de fiets van de echtgenote van werknemer juist is. Deze diefstal rechtvaardigt echter geen eigenrichting. Van werknemer had verwacht mogen worden dat hij na het ontdekken van de vergissing de fiets zo snel mogelijk aan zijn collega, of, bij onwetendheid van de eigenaar, in de fietsenstalling van Philips met mededeling aan de beveiligingsdienst had terugbezorgd. Werknemer heeft ervoor gekozen zijn eigen belang voorop te stellen. Pas nadat hij door zijn leidinggevende ter verantwoording is geroepen, heeft hij de fiets teruggebracht en heeft hij getracht zijn gedragingen te verontschuldigen. Het meenemen van de fiets vormt een dringende reden voor ontslag op staande voet. Volgt toewijzing van het voorwaardelijke ontbindingsverzoek.