Naar boven ↑

Rechtspraak

X Transport BV/werknemer
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 1 november 2011
ECLI:NL:GHSHE:2011:BU3198

X Transport BV/werknemer

Uitleg cao. Artikel 7 jo. 40 CAO Beroepsgoederenvervoer over de weg en de verhuur van mobiele kranen staat maar één standplaats van werkgever toe. Vergoeding reiskosten toegewezen

Werknemer is van 27 november 1989 tot en met 31 augustus 2007 bij werkgever in dienst geweest in de functie van (inter)nationaal chauffeur. Op deze arbeidsovereenkomst was de cao voor het Beroepsgoederenvervoer over de weg en de verhuur van mobiele kranen (hierna: de cao) van toepassing. Werknemer vordert vergoeding ter zake niet uitbetaalde vergoeding voor meerdaagse ritten op basis van artikel 40 van de cao over de periode 1 januari 2003 tot 30 september 2007. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de vestigingsplaats Z – naast de vaste standplaats van werkgever – kan worden aangemerkt als standplaats in de zin van de cao. Volgens werkgever is dit het geval (de vestigingsplaats Z was dichter bij de woonplaats van werknemer dan de standplaats van de werkgever). De kantonrechter oordeelde evenwel anders en wees de vordering van werknemer toe.

Het hof oordeelt als volgt. Artikel 3 lid 7 van de cao bepaalt dat onder standplaats moet worden verstaan: het terrein waar de werknemer gewoonlijk zijn arbeid uitoefent of het terrein waar de garage der onderneming is gelegen, dan wel waar deze zijn vervoermiddelen stalt of behoort te stallen. Het hof is van oordeel dat de tekst van artikel 3 lid 7 van de cao en met name het gebruik van het eerste woordje 'of' erop wijst dat slechts sprake kan zijn van één standplaats. Ook het feit dat in (een voetnoot bij) artikel 40 van de cao wordt gesproken over 'de standplaats' wijst in die richting. Dit sluit naar het oordeel van het hof bovendien aan bij de aard van een standplaatsbepaling, waarbij het immers moet gaan om een vast gegeven aan de hand waarvan onder meer bepaalde vergoedingen worden berekend. Het hof verwerpt dan ook het standpunt van werkgever dat de cao niet uitsluit dat twee standplaatsen mogelijk zijn. Voorts is in de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst geen standplaats opgenomen hoewel dit in artikel 4 lid 1 sub b van de cao wordt voorgeschreven. In dat geval moet naar het oordeel van het hof voor het bepalen van de standplaats in beginsel worden uitgegaan van de plaats waar de werkgever is gevestigd. Dat is in deze zaak de woonplaats alwaar de garage van werkgever is gelegen. Naar het oordeel van het hof heeft werkgever onvoldoende feiten of omstandigheden aangevoerd om te kunnen aannemen dat desondanks (niet standplaats werkgever maar) vestigingsplaats Z als standplaats moet worden aangemerkt.